U kunt via onze reserveringstool een afspraak inplannen en aangeven welke archiefstukken u op dat moment wilt inzien.

1.1. De familie Gratama (Drents Archief)

Uw zoekacties: Familie Gratama

0753 Familie Gratama

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1.1. De familie Gratama
0753 Familie Gratama
1. Inleiding
1.1.
De familie Gratama
Gratama is volgens de patronymicale uitgang -ma vermoedelijk een van oorsprong oud-Friese naam *  . Gratingabuurt of Grettingaburen is een buurt onder Almenum in de Friese gemeente Barradeel, in de onmiddellijke nabijheid van Harlingen. Hier stond vroeger de state Gratinga of Grettinga, waarmee de naam van het geslacht vermoedelijk verband houdt. Daarnaast is er de Gratama-Sathe te Midlum (gemeente Franekeradeel) die thans nog in het bezit is van de familie Gratama.
De familie die uiteindelijk Seerp Gratama en zijn nakomelingen voortbracht, had haar oorsprong in Harlingen *  . De oudst bekende voorzaat van de Gratama's aldaar was een zekere Seerp Sybrandts, koopman van beroep, die leefde van c. 1540 tot c. 1605.
Een kleinzoon van Seerp Sybrandts, Seerp Tjepkes (Gratama), was eveneens koopman. Hij trouwde in september 1655 met Jancke Jacobs Scheltinga, waardoor hij het bezit van de familie Gratama belangrijk uitbreidde. Tot de inbreng van de bruid behoorden namelijk een zate te Midlum, in de grietenij Franekeradeel, alsmede aan de vaart te Grettingaburen bij Almenum, in de grietenij Barradeel, een bedrijf waar dakpannen en tichels vervaardigd werden. Na zijn huwelijk vestigde Seerp zich als meester-tichelaar te Grettingaburen, waar hij de familienaam Gratama ging voeren *  .
Na de kooplieden en steenbakkers Tjepke Seerps Gratama en Seerp Tjepkes Gratama wordt de volgende generatie gevormd door Tjepke Gratama (c. 1724 - c. 1771), die eveneens zijn brood verdiende met de productie en verkoop van tichels te Grettingaburen en later te Harlingen. Bovendien was hij in de genoemde plaatsen 'erfgeseten'. Deze Tjepke Seerps moet een avontuurlijke geest gehad hebben. In januari 1763 vroor namelijk de Zuiderzee vrijwel volledig dicht. Tjepke maakte hier gebruik van door samen met vrouw, knecht en hond een sledetocht naar de 'overkant' te maken. Hierbij werden in de week volgend op hun vertrek uit Harlingen op 25 januari 1763 achtereenvolgens de havenplaatsen Stavoren, Enkhuizen, Hoorn, Amsterdam, Muiden, Elburg, Harderwijk, Kampen en Lemmer aangedaan alvorens weer op huis aan te gaan *  . Als oprechte toeristen namen ze op deze 'reis voor plaisier' over het ijs uit vrijwel elke plaats die ze aandeden een zilveren voorwerp als souvenir mee.
De heer en mevrouw Gratama-Donker behoorden sociaal gezien tot de 'deftige burgerstand' *  . Naast de industriële activiteiten van Tjepke Gratama kunnen wij hierbij denken aan het feit dat Rinske de dochter was van de directeur van de admiraliteit in Friesland, Jan Pieters Donker, en dat zij de belangrijke functie van voogdes van het plaatselijke weeshuis vervulde.
Tjepke Gratama en Rinske Donker kregen twee dochters en drie zoons. De oudste van die zoons was Seerp Gratama, die op 17 oktober 1757 te Harlingen was geboren en reeds op 15-jarige leeftijd wees werd. Zijn voogden, een burgemeester en de secretaris van Harlingen, droegen er mede zorg voor dat Seerp een gedegen opleiding kreeg die hem, anders dan zijn voorouders en broers, ten slotte tot een wetenschappelijke loopbaan zou brengen. Seerp werd op zijn twaalfde jaar bij de Latijnse school te Deventer ondergebracht, waarna hij van 1774 af aan de hogeschool te Deventer drie jaar lang de colleges in de oude letterkunde en wijsbegeerte volgde. In 1777 volgde een belangrijke overstap: naar een rechtenstudie in Franeker, die in mei 1783 werd afgerond met een promotie. Seerp trouwde een maand later met Aafke Talma, die eveneens als wees in Harlingen was opgegroeid.
Aanvankelijk vestigde Seerp Gratama zich als advocaat in Harlingen. Uit deze practijk bleken echter onvoldoende inkomsten te verkrijgen om het groeiende gezin (zie de genealogie hierna) naar behoren te onderhouden, zodat Seerp samen met zijn jongste broer Tjepke (1764-1844) een handel in ijzer en steenkool opzette; ook kochten de broers gezamenlijk een steen- en kalkbranderij *  . Halverwege de jaren 1790 keerde Seerp echter terug naar de rechtswetenschap. Naast de weer opgevatte advocatenpractijk begon hij historische en juridische studies te publiceren. In 1798 werd hij aan de hogeschool te Harderwijk benoemd tot gewoon hoogleraar in het Romeins recht, waarna hem in 1801 de leerstoel van het natuur-, staats- en volkerenrecht aan de universiteit van Groningen werd aangeboden. Aan deze universiteit bleef hij 34 jaar lang verbonden en ook na zijn emeritaat in 1827 zette hij zijn wetenschappelijke werk daar voort.
In 1809 had professor Gratama van de oud-rentmeester J.C. van Idsinga de Waalborg te Roderwolde met de daarbij behorende landerijen gekocht. Dit huis wordt in de archieven voor het eerst genoemd in 1646, als bezit van Lucas Allershoff die kort na 1630 uit Groningen naar Roderwolde was verhuisd, waar hij landerijen en bezittingen had. Van Idsinga had het huis in 1773 gekocht, waarbij het omschreven werd als "een heerenbehuisinge, Waalborg genaamt, met diverse kamers, grachten, singels en landerijen". Omstreeks 1784 moet hij het huis hebben laten verbouwen, getuige een nog aanwezige gevelsteen. Van deze verbouwing zijn echter geen gegevens bewaard gebleven. Seerp Gratama bewoonde het huis voornamelijk 's zomers. In 1831 werd het in de Drentsche Courant te huur aangeboden tegen mei van dat jaar; de omschrijving vermeldt dan dat het huis twee grotere en vijf kleinere vertrekken telt en verder een keuken, twee kelders, een mangelkamer en een bergplaats voor turf. De landerijen, een boerenwoning, schuren en stallen konden erbij gehuurd worden. Blijkens de kadastrale gegevens uit 1832 behoorden bij het huis, dat zelf met zijn oprijlaan, tuinen, boomgaarden, vijver, bos en gracht een kleine 2 hectare groot was, nog 29 percelen hooi- en weiland. Het huis is sindsdien in het bezit van de nakomelingen van professor Seerp Gratama gebleven; in 1969 werd het aan de Gratama Stichting overgedragen *  .
Onder de nakomelingen van professor Seerp Gratama bevinden zich vele dienaren van het recht; de nakomelingen van zijn broer Tjepke bewogen zich wat meer op commercieel terrein. Bijzondere verdiensten voor de provincie Drenthe *  hebben gehad de oudste zoon van professor Seerp, mr. Sibrand Gratama (VIIIa), en diens zoons mr. Lucas Oldenhuis Gratama (IXb) en mr. Jan Albert Willinge Gratama (IXc). Afgezien van andere door hem vervulde openbare functies was mr. Sibrand de eerste notaris in Drenthe. Hij stapte aansluitend over naar de rechterlijke macht, waar hij de ambten van rechter in en laatstelijk president van de rechtbank te Assen en vervolgens president van het gerechtshof in Assen vervulde.
Daar kwam in 1823 een totaal andere bezigheid bij. De gouverneur van Drenthe, mr. Petrus Hofstede, had al enige jaren plannen voor de uitgaaf van een blad, waarin het provinciaal bestuur niet alleen zijn officiële mededelingen kon plaatsen maar ook leerzame bijdragen ten behoeve van de bevolking. Een drukker had hij al: in 1818 was de drukker Claas van Gorcum uit Sneek naar Assen gelokt *  . Als redacteur zocht hij zijn aangetrouwde neef Sibrand Gratama aan, die dezelfde belangstelling had en de uitdaging aannam.
Het eerste nummer van het Nieuws- en Advertentieblad kwam uit op 1 april 1823; het blad verscheen tweemaal per week. In 1826 werd de krant wat groter van opzet en werd de naam Drentsche Courant. In 1851 werd de naam nogmaals gewijzigd in Provinciale Drentsche en Asser Courant, in 1852 werd de verschijningsfrequentie opgevoerd naar driemaal per week. Omstreeks 1850 was de leiding van de krant overgegaan van mr. Sibrand Gratama op zijn zoon mr. Jan Albert Willinge Gratama, die in 1852 het contract met de drukkerij van Van Gorcum opzegde en zelf een drukkerij begon, die met ingang van mei 1858 verplaatst werd naar het huis van zijn in januari van dat jaar overleden vader aan de Vaart Zz te Assen. Deze drukkerij gaf niet alleen de krant uit maar ook allerlei ander drukwerk, waaronder het tijdschrift Drenthina en de Losse bladen uit Drenthe's geschiedenis. De drukkerij bleef tot 1916 een familievennootschap - waarbij in slechte tijden de krant door de loyale financiële steun van de familie voor Drenthe behouden kon blijven *  - maar werd toen omgezet in een algemene naamloze vennootschap waarna de dagelijkse bemoeienis van een Gratama met de leiding verdween. De krant is sedert 1960 volledig eigendom van de Nederlandse Dagblad Unie.
De tweede zoon van mr. Sibrand Gratama, mr. Lucas Oldenhuis Gratama, was aanvankelijk advocaat te Assen, tot hij in 1854 toetrad tot de rechtbank in Assen en in 1865 tot het gerechtshof. In 1875 kwam aan zijn rechterlijke loopbaan een einde doordat toen het gerechtshof in Drenthe werd opgeheven. Niet als jurist echter is Lucas Oldenhuis Gratama van groot belang voor Drenthe geweest, maar door zijn talrijke activiteiten op politiek, maatschappelijk en cultureel-wetenschappelijk gebied. In de politiek was hij van 1856 tot 1859 gemeenteraadslid van Assen, van 1867 tot 1887 lid van Provinciale Staten van Drenthe en van 1867 tot 1886 lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. In de Kamer behartigde hij intensief de belangen van 'zijn' provincie. Daarnaast was hij evenals zijn vader en zijn broers bijzonder actief op maatschappelijk gebied. Vader Sibrand was in 1819 een van de oprichters geweest van het Genootschap ter beoefening en opheldering der oudheden en geschiedenissen van Drenthe en schreef regelmatig in de krant en in de Drentsche Volksalmanak over historische onderwerpen. Zoon Lucas ging op deze weg voort en stichtte in 1854, samen met dr. M.J. Noordewier en mr. H.J. Smidt, het Drents Museum. Als bestuurslid van het museum bezocht hij de internationale archeologische congressen van Stockholm in 1874 en Boedapest in 1876, waar hij verhandelingen hield over de Drentse hunebedden. De exploitatie van deze grafmonumenten voor wegenbouw en dijkverzwaring ging hem aan het hart. Het is vooral aan zijn vele publicaties en voordrachten te danken dat eind vorige eeuw vrijwel alle nog resterende hunebedden in eigendom van het rijk of de provincie Drenthe zijn gekomen.
Sibrand Gratama had in zijn krant steeds weer gepleit voor modernisering van de Drentse landbouw. Zijn zoon Jan Albert zette deze voorlichting voort en had lange tijd zitting in het hoofdbestuur van het in 1844 opgerichte Drents Landbouwgenootschap. Daarnaast bracht hij zijn voorlichting in praktijk door in de loop van de jaren 70 van de vorige eeuw in Drenthe vele honderden hectaren grasland en veen te verwerven, waardoor hij ook een actief vervener werd.
Een van de meest schilderachtige van de Gratama's is ongetwijfeld de jongste zoon van mr. Sibrand Gratama geweest: dr. Koenraad Wolter Gratama. Deze volgde de opleiding tot officier van gezondheid in Utrecht en begon zijn loopbaan als militair arts bij het garnizoen in Nijmegen. Zijn aspiraties en vaardigheden reikten echter verder en toen hij in 1853 de kans geboden kreeg zich te kwalificeren voor een docentschap aan de Rijks Kweekschool voor Militair Geneeskundigen, aarzelde hij niet. Hij schreef zich alsnog in bij de universiteit van Utrecht als student medicijnen en daarna natuurfilosofie. In januari 1865 promoveerde Gratama in zowel de natuurwetenschappen als de geneeskunde; daarnaast was hij tot 1865 verbonden als docent aan de Kweekschool. Eind 1865 bood de Japanse regering hem een contract voor drie jaar aan ten einde de geneeskundige dienst aldaar op te bouwen. Al in februari 1866 reisde hij naar Japan af, waar hij onder leiding van zijn vroegere leermeester in Utrecht dr. A.F. Bauduin aan een school in Nagasaki "voorbereidend onderwijs in de geneeskunde", d.w.z. in natuur- en scheikunde, gaf. Daarnaast hield hij praktijk als geneesheer.
In 1866 werd de school voor natuur- en scheikunde verplaatst naar Yedo, het huidige Tokyo, waarbij Gratama verbonden werd om aan deze school onderwijs te geven en bovendien een scheikundig laboratorium in te richten. Tijdens de trage bouw van dit laboratorium brak de Meiji-revolutie uit, zodat van de oorspronkelijke plannen niets terecht kwam. Toch werden ten slotte zowel de school als het laboratorium in Osaka gevestigd en in 1869 konden de lessen beginnen. In 1871 wilde Gratama terug naar huis, waartoe hij de scenic route nam, namelijk via Nederlands Indië, Maleisië, India, Nepal, Egypte en bij Italië weer Europa in. Na terugkeer in Nederland werd hij benoemd tot officier van gezondheid aan het garnizoenshospitaal in Groningen en in 1886 tot chef van het militaire hospitaal in Den Haag. In 1887 werd hij om nooit openbaar gemaakte redenen vervroegd gepensioneerd en in januari 1888 overleed hij. Koenraad Wolter Gratama heeft van zijn reizen naar en van Japan en verblijf in dat land uitgebreide dagboeken en brieven nagelaten die uitermate boeiende lectuur bieden, vooral ook omdat hij zich onbedoeld midden in de revolutie bevond die Japan definitief uit zijn isolement zou halen *  .
De familie Gratama kent sinds het begin van de 19e eeuw takken met de toevoegingen Oldenhuis (sinds 1815), Willinge (sinds 1819) en Freseman (sinds 1843) vóór de geslachtsnaam. Dit komt voort uit het in de 18e en 19e eeuw tamelijk veel voorkomende gebruik om bij vernoeming naar een familielid met een andere geslachtsnaam dan de eigen achternaam (een grootvader of oom van moederszijde bij voorbeeld) niet alleen de voornaam maar ook de familienaam van de vernoemde over te nemen, vóór de eigen geslachtsnaam. In de dagelijkse praktijk leidde dit tot een dubbele familienaam. Bij de invoering van de burgerlijke stand in 1811 zijn bestaande dubbele namen geregistreerd en daardoor bevestigd; sindsdien bestaat de mogelijkheid een dergelijke toevoeging officieel te doen bevestigen bij Koninklijk Besluit.
De in aanmerking komende Gratama's hebben nooit van deze mogelijkheid gebruik gemaakt, zodat de voorvoegsels Oldenhuis, Willinge en Freseman in feite als voornamen gevoerd werden en worden *  . Wel is formeel de naam Gratama toegevoegd aan de geslachtsnaam Van Andel ten behoeve van de kinderen van Johanna Margaretha Freseman Gratama en Pieter Helenus van Andel.

Kenmerken

Datering:
1714-1995
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0753 Familie Gratama
VERKORT:
NL-AsnDA, 0753