U kunt via onze reserveringstool een afspraak inplannen en aangeven welke archiefstukken u op dat moment wilt inzien.

1.1. Vroegste geschiedenis (Drents Archief)

Uw zoekacties: Burgerlijk bestuur van de stad Coevorden

0116 Burgerlijk bestuur van de stad Coevorden

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1.1. Vroegste geschiedenis
0116 Burgerlijk bestuur van de stad Coevorden
1. Inleiding
1.1.
Vroegste geschiedenis
Het is niet precies bekend wanneer Coevorden gesticht is. Naar Nederlandse begrippen moet het een heel oude nederzetting zijn. Immers, Friesland, Groningen en Drenthe werden al in voorhistorische tijden gescheiden van het aangrenzende Duitsland en Overijssel door uitgestrekte veenmoerassen waar maar op één plaats doorheen te komen was: bij de samenvloeiing van drie beken, het Drostendiep, Loodiep en Schoonebeker Diep die vandaar gezamenlijk uitliepen op de Overijsselse Vecht *  . Een dergelijke plaats is buitengewoon geschikt voor bewoning en vooral ook voor de vestiging van een verdedigingswerk: hij beheerst de er langs lopende weg, zowel militair als commercieel, terwijl langs de beken landbouw mogelijk was. Er zal daarom al vroeg een versterkte plaats aangelegd zijn, met daarnaast, in de bescherming van de versterking, een nederzetting van boeren en handelaars. Picardt veronderstelde *  dat Coevorden door de Romeinen gesticht is, maar daarvan is geen bewijs te vinden, in natura noch in geschrifte. De oudste bekende vermelding van Coevorden als nederzetting dateert van 1148, in een akte waarin bepaald wordt dat de betaling van een aan het klooster van Corvey (in Westfalen) verschuldigde pacht moet geschieden "apud Koiforde in domo quam nunc habet mulier quaedam nomine Sigardis" *  .
De eerste expliciete vermelding van Coevorden als een versterkte plaats dateert van 1159; paus Adrianus IV bevestigt dan de bisschop van Utrecht in het bezit van onder andere het "castrum Cuforde et terram de Drenthem" *  . Drenthe was op dat moment al meer dan een eeuw bezit van de bisschoppen van Utrecht; in 1046 had koning Hendrik III het graafschap Drenthe definitief aan de Utrechtse kerk geschonken *  . Coevorden was toen dus duidelijk al een militair steunpunt, d.w.z. de bisschoppelijke prefect bewoonde er een huis met bijbehorende boerderij en verdedigingswerken. Aan de hand van opgravingen, die ter gelegenheid van de restauratie van het kasteel in 1972 verricht zijn, mag aangenomen worden dat de bouw overeenkwam met die van de gebruikelijke vroeg- middeleeuwse versterkte huizen. C.F. Janssen beschrijft dit als volgt *  :
"Zijn burg zal, naar wij aan de hand van opgravingen voorlopig mogen aannemen, behoord hebben tot het type dat in Engeland 'motte and bailey' genoemd wordt. Dit type versterkingen bestaat uit twee elementen. Het eerste, de motte, is een kunstmatige heuvel in de vorm van een vrij steile kegel, met afgeplatte top. Op de top staat een toren, die hier wel van hout zal zijn geweest. (...) De voet van de kegel was omgeven door een gracht. Op de grens van gracht en water stond een palissade. (...) De bailey was een aansluitende, eveneens omgrachte, meestal halfronde voorhof, naar buiten toe beschermd door een wal, voorzien van ten minste een palissade op de top en meestal ook aan de voet. Ophaalbruggen en (houten) poortgebouwen verzekerden en beveiligden de verbinding tussen motte en bailey en tussen bailey en buitenwereld. De bailey omvatte de woon- en bedrijfsgebouwen; een kasteel was in die dagen ook en niet in de laatste plaats een boerenbedrijf. De toren op de motte was een laatste wijkplaats."
Bij deze versterkte woonplaats hebben zich zonder twijfel boeren en handelaars gevestigd, al is het heel goed mogelijk dat hier al een dorp bestond - gezien de gunstige ligging - nog voordat het kasteel gebouwd werd.
Het bisdom Utrecht heeft zijn macht in Drenthe en Coevorden niet ongestoord kunnen uitoefenen *  .
De Coevorder prefecten streefden naar zelfstandigheid, welk streven nog versterkt werd toen omstreeks 1140 het burggraafschap van Coevorden een erfelijk leen van het bisdom werd. Omstreeks 1345 verpandde de bisschop zelfs aan Reynold III de leenheerlijke rechten over kasteel en gebied van Coevorden. In 1395 deed echter bisschop Frederik van Blankenheim aan Reynold IV van Coevorden het aanbod, de verpanding van de leenheerlijke rechten af te lossen, zodat de heerlijkheid weer onder Utrechts gezag zou vallen. Reynold weigerde en werd daarop door de bisschop - die zich voor dit doel van de steun van onder andere de Sallandse steden Kampen, Zwolle en Deventer verzekerd had - gedwongen van al zijn rechten afstand te doen. Coevorden kreeg als gouverneur weer een bisschoppelijk ambtenaar. Deze droeg de titel van ambtman of drost van Coevorden en Drenthe, met als ambtsgebied de gescheiden eenheden van de heerlijkheid Coevorden en de landschap Drenthe.
Gedurende de door het archief bestreken tijd heet hij doorgaans drost, zodat hij in het vervolg ook met die titel zal worden aangeduid. Een van de voorwaarden waarop bisschop Frederik van Blankenheim de steun van de Sallandse steden had verkregen, was dat de drost zou worden aangesteld in overleg met en met goedkeuring van deze steden en van de Landschap zelf. De drost diende uit Drenthe of Overijssel afkomstig te zijn; in de praktijk werd het tot 1505 een Sallander. Een gevolg daarvan is geweest dat Coevorden zich duidelijker in bestuursvorm en recht op Overijssel ging richten. Dat was des te meer te verwachten omdat in Drenthe geen voorbeeld te vinden was: Drenthe had geen handeldrijvende steden, geen invloedrijke landadel, maar een in aantal geringe en in betrekkelijk geïsoleerde dorpen wonende bevolking. Coevorden heeft dan ook tot 1791 het Overijsselse landrecht toegepast. Anderzijds heeft het zich, onder voorbehoud van formele onafhankelijkheid, steeds naar Drenthe gevoegd; Coevorden betaalde Drentse belastingen. Dit heeft er toe geleid dat de stad, nadat het Overijsselse landrecht vervangen was door het Drentse, ook formeel in de landschap Drenthe werd opgenomen.
Bij het kasteel van de heren van Coevorden lag, zoals verondersteld, een dorpje. Sinds wanneer is niet bekend. Wel wordt de veronderstelling bevestigd door schriftelijke vermeldingen. Genoemd is al een akte van het jaar 1148. In de Quaedam narracio de Groninghe, de Thrente, de Covordia etc. is eveneens sprake van een "castrum Covordie" waaromheen huizen liggen die aangeduid worden als "villa" of "suburbium" *  . Ook de kroniek van Emo en Menko spreekt van het "castellum" en de "villa Covordie" *  . "Villa" betekent in het middeleeuws Latijn "dorp". Coevorden bestond dus oorspronkelijk uit een versterkt huis met een daarbij liggend dorp, en wel een dorp waarvan de bewoners, zoals in elk Drents en Overijssels dorp, een buurschap met marke vormden.
Bevestiging hiervan wordt aangedragen door Magnin die twee akten publiceert: een van 22 juli 1276 waarin het gebruik van de weide "in marca Covordie" geregeld wordt, en een van 4 mei 1315 waarin sprake is van de "markenote ... Covordie" *  . Tegen het einde van de 13e eeuw wordt echter melding gemaakt van de "statt Coevorden" en de "oppidum Covordie" *  , terwijl in een schenkingsakte van 1372 *  van "borgeren unde buer van Coevorden" gesproken wordt. Het dorp is dan kennelijk uitgegroeid tot een plaats met een te verdedigen wal om het "kasteel" en de huizen heen, zoals gebruikelijk bij een middeleeuwse stad.
Op 30 december 1407 verleende bisschop Frederik van Blankenheim bij charter aan de burgerij van Coevorden een aantal rechten; uit deze akte blijkt dat Coevorden al eerder privileges van de Utrechtse bisschoppen had ontvangen *  . Deze eerdere verlening zal vermoedelijk plaats gevonden hebben ter gelegenheid van de formele overgang van dorp naar stad. Hiervan is echter niets overgeleverd; evenmin is bekend wanneer en hoe de stad en haar omliggend gebied tot een van Drenthe en Overijssel los staande "stad en heerlijkheid" zijn geworden.
Deze inventaris is het resultaat van een herziening van de bestaande inventaris van het oud archief van Coevorden van de hand van mr. Seerp Gratama, destijds rijksarchivaris in Drenthe. Gratama verrichtte zijn inventarisatie in 1888/1889 en publiceerde de inventaris in de Verslagen omtrent 's-Rijks Oude Archieven over 1889 *  . Een toelichting op de herinventarisatie wordt gegeven aan het eind van deze inleiding, onder het hoofd "Verantwoording van de inventarisatie". Nadat Gratama zijn inventarisatie voltooid had, gaf hij in de Verslagen en Mededeelingen van de Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het Oud- Vaderlandsche Recht *  de teksten van acht stukken uit, die tot verheldering van ons inzicht in de bestuursstructuur van Coevorden gedurende de door het archief bestreken tijd kunnen dienen. Zijn toelichting op deze teksten is nog volledig van waarde.
Het archief bestrijkt een periode van ruwweg vier eeuwen, beginnend omstreeks 1400. Het is, dat moet met nadruk gezegd worden, het archief van het burgerlijk bestuur van Coevorden. Het militaire deel van de stad, het kasteel en de vestingwerken, stond onder het rechtstreeks gezag van en werd geadministreerd door wat misschien het eenvoudigst - zij het erg modern - de centrale overheid genoemd kan worden: van omstreeks 1100 tot omstreeks 1600 de landheer of zijn vervanger, tijdens de Republiek de Raad van State als de met de administratie van de verdediging van de Unie belaste instantie.

Kenmerken

Datering:
1407-1855
Beschrijving:
Burgerlijk bestuur van de stad Coevorden (1372) 1407-1814 (1855)
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0116 Burgerlijk bestuur van de stad Coevorden
VERKORT:
NL-AsnDA, 0116