U kunt via onze reserveringstool een afspraak inplannen en aangeven welke archiefstukken u op dat moment wilt inzien.

01.1. Historisch overzicht (Drents Archief)

Uw zoekacties: Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans

0137.01 Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
01. Inleiding
01.1. Historisch overzicht
0137.01 Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans
01. Inleiding
01.1.
Historisch overzicht
De huidige Penitentiaire Inrichtingen te Veenhuizen danken hun bestaan aan de Maatschappij van Weldadigheid in de Noordelijke Nederlanden. In het begin van de 19e eeuw was heel Europa sterk verarmd door de langdurige Napoleontische oorlogen. Als elders waren er ook in Nederland, vooral in de grote steden, zeer veel bedelaars en andere behoeftigen. Zo was het aantal personen dat op een of andere manier steun ontving in de stad Amsterdam in 1805 zelfs 108.324 op een totale bevolking van 217.024 *  . In 1817 steeg de nood als gevolg van een misoogst tot ongekende hoogte, hetgeen generaal J. van den Bosch aanzette tot het oprichten van de Maatschappij van Weldadigheid op 1 april 1818.
De Maatschappij stelde zich ten doel, personen die daartoe geschikt waren een bestaan te verschaffen in de landbouw. Hiervoor werden koloniën gesticht, eerst ten noorden van Steenwijk, later ook elders, waaronder te Veenhuizen bij Norg. Bovendien had de Maatschappij in 1820 het voormalige fort Ommerschans in vruchtgebruik van de regering gekregen *  . Daarmee ontstond er een onderscheid tussen beide koloniën: in de eerstgenoemde koloniën werden vrijwilligers, in Ommerschans gestraften wegens bedelarij geplaatst. Na enkele aanvankelijke successen ging het slechter in de landbouw bij beide koloniën als gevolg van te geringe bemesting en uitputting van de bodem.
Behalve uit particuliere giften werd de Maatschappij ook gefinancierd uit gemeentelijke fondsen. De gemeentebesturen konden overeenkomsten sluiten met de Maatschappij, waarbij ze tegen betaling personen in de koloniën konden laten opnemen. De gemeenten zonden al spoedig de meest behoeftige en gebrekkige personen op, die bovendien nauwelijks tot werken in staat waren, zodat de koloniën al spoedig met verlies draaiden.
Op 1 maart 1823 werd er een overeenkomst gesloten tussen de Maatschappij en de regering, waarbij de eerstgenoemde zich verbond tot opnamen van 8000 personen *  . In 1823 kocht de Maatschappij de buurtschap Veenhuizen in de gemeente Norg, waar in de loop van 1823 en 1824 drie grote gebouwen verrezen, welke bekend zouden worden onder de naam gestichten, ter huisvesting van een groot deel van de bovengenoemde 8000 personen. Daarnaast werd er een aantal boerderijen gebouwd.
De financiële nood van de Maatschappij werd steeds groter, evenals de hulp van de regering. In verband daarmee kreeg de regering een grotere invloed op de keuze van de te plaatsen personen; alleen blinden en krankzinnigen konden nog door de Maatschappij geweigerd worden.
Bij K.B. van 17 augustus 1827 nr. 125 werden de bedelaarshuizen te Hoorn en Veere opgeheven en werden Veenhuizen en Ommerschans de officiële bedelaarsgestichten voor de Noordelijke Nederlanden. In 1836 en 1843 werd weer financiële steun van rijkswege verstrekt; niettemin liepen de tekorten van de Maatschappij steeds hoger op en een totaal failliet dreigde. Om dit te voorkomen moest de regering ingrijpen. Zij nam in 1859 een aantal koloniën over, alleen de oorspronkelijk vrije koloniën te Veenhuizen bleven in handen van de Maatschappij. Bij K.B. van 19 augustus 1859 werden de gestichten Ommerschans en Veenhuizen bestemd tot bedelaarsgestichten voor heel Nederland, ter opname van bedelaars en landlopers die krachtens de bepalingen van het Wetboek van Strafrecht daarin geplaatst konden worden. Kinderen, die niet of moeilijk van de ouders gescheiden konden worden, werden bij veroordeling van de ouders eveneens opgenomen *  .
Bovendien konden ook toegelaten worden (1) wezen - dit zou het geval blijven tot 1869 - en (2) armen, niet krankzinnig zijnde, die hoewel ze niet wegens bedelarij of landloperij veroordeeld waren, zelf opname in de gestichten wensten; dit bleef mogelijk tot 1886. Bij de overname van een gedeelte van de gestichten door de Nederlandse Staat in 1859 kwamen deze onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Op 1 januari 1875 werden de gestichten geplaatst onder het Ministerie van Justitie, hetgeen het karakter van strafgestichten onderstreepte.

Kenmerken

Datering:
1820-1963
Beschrijving:
Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans (1820) 1858 - ca.1960, en supplement 1860-1963
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0137.01 Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen en Ommerschans
VERKORT:
NL-AsnDA, 0137.01