Ook kaarten in Archiefstukken

Kunt u de kaart die u zoekt hier niet vinden? Kijk dan in Archiefstukken.

1. Inleiding (Drents Archief)

Uw zoekacties: Huisarchief Batinge

0617 Huisarchief Batinge

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
0617 Huisarchief Batinge
1.
Inleiding
In het register der inkomsten van de proosdij van St. Pieter te Utrecht d.d. 1298 à 1304 *  staat aangeteekend, dat ?Battingehus? opbrengt 2¿ malder rogge, evenveel haver en 1 schultmudde rogge. Deze pacht werd geleverd in den hof te Uffelte. Eene nadere plaatsaanduiding van het huis ontbreekt, terwijl ook in het archief van genoemd kapittel noch in het huis-archief van Batinge te Dwingelo blijkt, dat inderdaad het zooeven genoemde Batinge wordt aangewezen.
Van omstreeks 1335 dagteekent een register van inkomsten van het Dom-kapittel te Utrecht *  , vermeldend dat Johannes Pipe ?de bonis dictis Battinc? betaalt ?2 solidi en ¿ cop? (boter). Het archief van het Dom-kapittel geeft geen licht omtrent de ligging dezer goederen; evenmin mag worden aangenomen, dat uit de onmiddellijk in het register voorafgaande mededeeling omtrent eene pacht te betalen door Folkerus de Dwingelo de gevolgtrekking mag worden gemaakt, dat de goederen genaamd Battinc contact hielden met, gelegen waren in Dwingelo.
Een halve eeuw later, c. 1382, behoort ?Batingher-goet? tot de leenen van het Sticht *  . Dan ?hout? Jan de Vos van Steenwijc ?den hof to Dwinghelo, Batingher-goet ende watermolen mit horen toebehoren, Endelingher- ende Smedinghergoet, ende den vriën tienden to Lede ende to Dwinghelo, smal ende grof, mit sinen toebehoren?. Deze Jan de Vos van Steenwijk zou een zoon zijn geweest van Johan gezegd Vos van Steenwic, die omstreeks 1339 voorkomt en door eene niet aan te geven opvolging Batinge zou hebben verkregen van Coenraedt de Vos van Steenwijk (c. 1315), die als stichter van Batinge wordt gedoodverfd, zonder dat bewijs hiervoor wordt geleverd *  .
In het geslacht De Vos van Steenwijk bleef Batinge tot in het begin der 16de eeuw, toen door het huwelijk van Anna de Vos van Steenwijk Coenraadsdochter met George Schenck van Toutenburg overging in het geslacht Schenck. Na het overlijden van Frederik Schenck van Toutenburg, aartsbisschop van Utrecht, werd Joachim van den Boetzelaer met Batinge beleend als naasten leenvolger. Diens kleinzoon Joost Rudolf van den Boetzelaer verkocht Batinge aan den in 1681 door de Staten-Generaal met het drostambt van Drente bekleeden Elbert Anthonij baron van Pallant, gehuwd met Walburg van Heeckeren. Aanleiding tot dezen koop hadden waarschijnlijk geleverd de moeilijkheden over de benoeming van den drost van Drente. De Staten-Generaal beschouwden Drente, om zijne dubbelhartige houding in den 80-jarigen oorlog, niet als lid der Unie, doch meer als wingewest waarover zij dus de bestuurders konden aanstellen. Ridderschap en Eigenerfden van Drente waren geenszins hiervan gediend en verlangden als souverein bestuur van het ?landschap? (geen ?provincie?!) de begeving van het drostambt. Ridderschap en Steden van Overijssel, en bepaaldelijk de edelen van Salland, vorderden het recht van nominatie niet alleen als historisch recht, maar ook hun toekomend blijkens eene in 1668 met Ridderschap en Eigenerfden gesloten overeenkomst. Uit provincialisme wilden de Drenten ongaarne tot drost aannemen een Sallandsch edelman. Om nu dit bezwaar op te heffen heeft Van Pallant Batinge gekocht onder den mits, dat hij tot drost van Drente zou worden aangenomen.
Door zijn vrouw kwam Batinge aan haren neef Elbert Anthony Gerard baron van Heeckeren. Het bleef aan de Van Heeckerens, totdat het op 14 september 1830 door Adolf Jacob Hendrik Willem baron van Heeckeren, gehuwd met Adriana Luthera Agnes Lubbertina van Heeckeren, wonende te Zutphen, werd verkocht aan jhr A.W. van Holthe tot Oldengaarde, gehuwd met G.A. van Dedem. Bij dezen verkoop ging echter het huis-archief niet mede over, het bleef te Zutphen berusten en kwam door vererving aan Willem Carel Maurits Reinhard baron van Heeckeren van de Heest, die in 1903/1906 het rijksarchief in Drente daarmede verrijkte. Inderdaad toch mag deze term worden gebruikt, zooals uit nadere mededeelingen omtrent den inhoud van het archief van Batinge zal blijken.
Toen het archief, waarvan eerst de groote massa doch daarna een paar aanvullingen mij bereikten, door mij werd ontpakt, bespeurde ik, dat reeds een paar malen eene regeling was beproefd of aangebracht. 18de eeuwsche omslagen met opschriften werden gevonden; doch ook 19de eeuwsche handen hadden op tal van stukken de inhoud aangegeven *  .
IJdel bleek echter de hoop, dat het archief dus zou worden ontvangen in een eenigszins geregelden toestand, en dat deze regeling zou zijn aangebracht door iemand vertrouwd met de familiebetrekkingen der personen en de historische wording van het archief. De oude regelingen waren verstoord. Toen ik overging tot de beschrijving der stukken, die ik zeer zorgvuldig had geplaatst in de volgorde, waarin ik ze had ontpakt, bleek weldra zonneklaar, dat wat aan regeling had bestaan geheel was te loor gegaan. Dit maakte mijne taak uiterst bezwaarlijk, omdat het nagaan den groei van een archief doorgaans eigenaardige moeilijkheden oplevert, en dus te meer het nagaan van den groei van het archief van Batinge, dat zeer bizondere kenmerken vertoonde. Wel verre toch ervandaan, dat wij voor ons zouden zien het archief van het huis Batinge en niets meer dan dat, is het archief van Batinge vermengd gevonden met archieven van tal van personen, die achtereenvolgens heer van Batinge zijn geweest. En deze archieven hadden wederom in zich opgenomen archieven van hen, wier erfgenaam een heer van Batinge was geweest. In die geabsorbeerde archieven bevonden zich weder archieven van ambtenaren, wier functie was uitgeoefend door zulk een familielid van een heer van Batinge.
Zoo was dus het huis-archief van Batinge geworden een conglomeraat van archieven, bestaande uit het huis-archief van Batinge en eenige andere archieven, door zeer verschillende banden aan het huis-archief verbonden. Een lappendeken als het ware, waarvan een klein middenstuk met het patroon omgeven is door randen van zeer verschillenden aard.
In de eerste plaats treffen wij aan het huis-archief in engeren zin, het archief der heeren van Batinge als zoodanig. Batinge is hier een term, die hoewel bijna geheel juist, dit toch niet ten volle is. Reeds van ouds waren de heeren van Batinge, wij zagen het reeds, tevens heer van Endelinghe en Smedinghe en waren zij beleend met de tienden te Lede en te Dwingelo. Behoudens uitzonderingen, behoudens tijden dat sommige dezer goederen door enkele heeren werden gemist, is dit steeds zoo geweest. Naar het belangrijkste goed kon echter zonder bezwaar, evenals bij andere combinaties, gesproken blijven van Batinge c.. Doch Elbert Anthonij van Pallant ontving in 1688 ook in leen het goed het Klooster, en latere bezitters van Batinge eveneens. Zoo werd dus het huis-archief van Batinge vervormd in dat van Batinge en het Klooster, al vinden wij van laatstgenoemd leen weinig sporen in het archief bewaard.
De ligging van Batinge in Dwingelo en het feit, dat enkele heeren van Batinge zeer machtig waren en dus ook in de plaatselijke aangelegenheden van Dwingelo zich zullen hebben laten gelden, hebben ertoe aanleiding gegeven, dat ook stukken uit de archieven van het kerspel en schultambt van Dwingelo zijn beland in het Batinger archief.
Tal van heeren van Batinge hebben bij hunne bewoning van het huis stukken, die hun toekwamen in een of andere qualiteit of als particulier, vermengd met het huis-archief. De hierachter volgende inventaris doet zien, dat dit in zeer ruime mate is geschied; van de 17de tot de laatst der 18de eeuw is er bijna geen heer geweest, die niet stukken uit zijn familie-archief heeft geborgen in het archief van Batinge of dit heeft gedaan met stukken, behoorend tot het ambtenaars-archief eener door hem vervulde functie. Sterker nog, in zulk een ambtenaars- archief bevonden zich stukken, den ambtenaar slechts ter inzage verstrekt doch behoorend aan een officieel lichaam; ook deze stukken geraakten in het archief van Batinge. Rutger van den Boetzelaer en Elbert Anthonij van Pallant waren behalve heer van Batinge tevens drost van Drente. In het archief van Batinge berusten tal van stukken, van deze twee functionarissen afkomstig, doch eigenlijk behoorend tot een niet meer te reconstrueeren archief van den drost van Drente. Niet meer te reconstrueeren, omdat de dignitarissen de meeste ambtelijke stukken vermengd hebben met hunne respectieve familie-archieven, dus gevoerd buiten het landschaps-archief, en daardoor hetgeen van een drosten-archief is bijeen te brengen en uiterst onvolledige verzameling zou blijken te zijn. Van Van Pallant zijn bovendien afkomstig eenige stukken, behoorend tot het archief van Ridderschap en Eigenerfden en Drost en Gedeputeerden, ja zelfs tot dat van den etstoel, waarvan de drost ambtshalve voorzitter was.
Bizonder veel zorg heeft evenwel geëischt de regeling der overige stukken, evenals deze laatste in het huis- archief gekomen door de opvolgende heeren. Het opsporen der betrekkingen tusschen heeren van Batinge en de personen, van wie de zoo talrijke stukken afkomstig waren, was niet alleen en uiterst tijdroovend, maar ook een hoogst moeilijk werk. Zeer dikwijls toch was niet terstond een band te leggen tusschen den persoon, van wien een stuk afkomstig moest zijn, en een heer van Batinge of zelfs diens geslacht. Over meerdere geslachten moest worden gezocht de band, die de stukken met het Batinger archief verbond. Telkens en telkens weder liep een spoor, dat gevolgd werd, dood; bleek een tak eener familie te zijn uitgestorven of te hebben gehad eene nakomelingschap, waarmede geen contact met een heer van Batinge was te verkrijgen. Dan moest dus telkens weder een nieuwe nasporing volgen langs een andere lijn. En dit moest worden herhaald, totdat eene verwantschap was aan te toonen, die het zoo al niet absoluut zeker dan toch zeer waarschijnlijk maakte, dat de stukken in kwestie inderdaad langs dien weg het archief van Batinge zouden hebben bereikt. Op de stukken zelf ontbraken alle mogelijke aanwijzingen, die licht zouden kunnen verspreiden. Juist voor deze stukken is te betreuren, dat men vroeger orde heeft willen aanbrengen, wanneer dit voornemen bundels uiteen heeft doen nemen, of dat eene vroegere (goede) orde verstoord is geworden. Het feit toch, dat stukken bijeen werden gevonden, bleek niet het allergeringste gewicht in de schaal te leggen om daaruit de gevolgtrekking te maken, dat zij bijeen zouden behooren of zelfs langs denzelfden weg in het archief zouden zijn gekomen. Niet eens maar voortdurend deed ik hiervan de ervaring op. Op deze wijze was dus niet het minste licht te ontsteken.
Wanneer men nagaat de stukken, die met het archief van Batinge zijn vermengd geworden, omdat zij behoorden aan heeren van Batinge, dan valt terstond op, dat in deze rubriek op den voorgrond treedt Elbert Anthonij baron van Pallant. Het overgroote deel van wat in het huis-archief van Batinge wordt gevonden is van hem afkomstig of door zijn tusschenkomst in het archief opgenomen. Zoo sterk is dit, dat het den schijn heeft, alsof wij voor ons hebben het archief van Van Pallant, waarin eenige andere stukken zijn verdwaald geraakt.
Van Van Pallant vinden wij stukken, hem geworden in verschillende functiën door hem bekleed; van Van Pallant zijn aanwezig tal van stukken betreffende de administratie zijner bezittingen; bijna geheel van Van Pallant stamt het fragmentarisch archief van den drost van Drente; door Van Pallant kwamen in het archief stukken behoorend tot het archief Staten-Generaal, van de Staten van Drente, van den etstoel; Van Pallant liet, als erfgenaam van zijn oom den bekenden Rutger van Haersolte en dienst vrouw, in het archief van Batinge achter de stukken, door hem uit hun boedel verworven, niet alleen voorzoover zij betroffen de aan Rutger van Haersolte en zijne vrouw toekomende bezittingen, maar ook de door dezen bekleede betrekkingen, en zelfs van de betrekkingen door Sweer van Haersolte, Rutgers vader, vervuld (zoo de belangrijke archieven van den landrentmeester en den landdrost van Salland en van den drost van Lingen); van Van Pallant zijn ten slotte afkomstig de stukken, door hem van zijne voorzaten verkregen. Zoo geeft voor een oppervlakkig beschouwer het hierachter beschreven archief den indruk te zijn het archief van Van Pallant met eenige aanhangsels; terwijl daarentegen voorhanden is het huis-archief van Batinge, waarin zijn opgenomen een massa stukken, door verschillende heeren van Batinge (en onder hen voornamelijk Van Pallant) in het huis-archief achtergelaten.
Doch naast de genoemde archieven vinden wij nog eenige stukken, wier opname in het Batinger archief op andere wijze moet zijn geschied. Het zijn stukken via de Mulerts gekomen aan de Van Heeckerens. Deze papieren moeten met het archief vermengd zijn geworden door den afstammeling der Mulerts, W.C.M.R. baron van Heeckeren. De band, die deze stukken bindt aan het huis-archief van Batinge, is geen andere dan dat genoemde Van Heeckeren het archief had geërfd, de laatste eigenaar was van het archief en als zoodanig eenige stukken, op andere wijze door hem verkregen, met het bedoeld archief heeft vermengd.
Weder eene andere rubriek stukken is afkomstig van een tak der Van Heeckerens, die geen samenhang vertoont met de Van Heeckerens die het archief van Batinge bezaten na den tijd, waarvan de jongste stukken van dien aard moeten dagteekenen. Ik heb hier op het oog de stukken stammende van de Van Heeckerens van Enghuizen. Deze tak der Van Heeckerens is niet uitgestorven en geen familie-betrekking heldert op, waarom wij stukken van Van Heeckerens van Enghuizen in het archief van Batinge aantreffen.
Voor de zooeven genoemde stukken kan tenminste nog een band te vinden zijn in de gelijkheid van naam, het behooren tot dezelfde familie, van de eigenaars dier stukken en de heeren van Batinge. Voor andere stukken is de duisternis echter grooter. Er zijn stukken, die op een bepaald tijdstip hebben toebehoord aan een bepaald persoon, terwijl zelfs de allergeringste aanwijzing ontbreekt, in welke richting is te zoeken hun samenhang met het archief van Batinge. Althans voor zoover de gegevens strekken, die mij ten dienste stonden. Voor weder andere stukken zouden meerdere personen zijn aan te wijzen, aan wie met evenveel recht hun bezit zou kunnen worden toegeschreven en die dus niet aan een bepaald persoon zijn toe te kennen. Dit kan geen verwondering wekken bij de zooeven geschetste ingewikkelde samenstelling van het archief. Deze stukken zijn door mij in 3 rubrieken verdeeld om het overzicht ervan te vergemakkelijken.
In de eerste rubriek heb ik geplaatst de stukken, die op een bepaald tijdstip hebben behoord aan een bepaald persoon, wiens relatie echter met de heeren van Batinge niet is aan te wijzen. Deze personen volgen elkander op in de alphabetische volgorde der geslachtsnamen, zij zijn dus gemakkelijk te raadplegen en later in te deelen, voor wien het geluk mocht hebben, den band te ontdekken.
Een tweede rubriek wordt gevormd door de stukken, die niet aan een bepaald persoon zijn toe te kennen, doch die tenminste nog betreffen een erf of behelzen een andere plaatselijke opgave, waardoor hun band met het Batinger archief zou kunnen blijken. Deze stukken zijn door mij voor het beter overzicht provinciesgewijze ingedeeld.
De laatste rubriek bevat stukken, waaromtrent deze gegevens ten eenen male ontbreken, waaromtrent dus de duisternis het grootst is. Zij worden vermeld als Varia en zijn chronologisch gerangschikt.
Aan het hierboven medegedeelde omtrent de samenstellende deelen van het archief van Batinge valt weinig toe te voegen over de indeeling, omdat deze steunt op de geschetste samenstelling. Als hoofdrubriek vindt men natuurlijk het archief der heeren van Batinge, waarbij ik in hoofdzaak heb gevolgd de indeeling van het archief der heeren van Ruinen. In hoofdzaak, immers ik heb mij eene kleine afwijking veroorloofd. De stukken betreffende de handhaving door de heeren van de leenroerigheid van goederen aan de heerlijkheid Batinge heb ik verheven tot eene zelfstandige rubriek. En wel omdat de kwestie van de al of niet leenroerigheid instaat tusschen de rechten en de goederen aan de heeren toekomende. Als van zuiver zakelijken aard had ik in den Ruiner inventaris de soortgelijke stukken ondergebracht bij de stukken betreffende de administratie der goederen. Doch in verband met de eigenaardige vervorming van het leenrecht schijnt het juister deze stukken eene afzonderlijke plaats te geven.
Aan het archief van Batinge sluit zich aan dat van het kerspel Dwingelo, waarin het huis was gelegen, zooals in zoovele huis-archieven dergelijke adjecten worden gevonden. Dan volgen de stukken, door de opeenvolgende heeren in het Batinger archief gedeponeerd. Deze stukken moesten, om hun band met het archief aan te toonen, worden ingedeeld naar de heeren, door wie zij in het archief zijn aangeland. Voor de duidelijkheid heb ik evenwel enkele onderdeelen afgesplitst, nl. de omvangrijke archieven van ambtenaren, die heer van Batinge zijn geweest (drost van Drente) of wier erfgenamen heer van Batinge waren (landrentmeester van Salland, drost van Salland, drost van Lingen *  , en de Leusener archieven (Van Haersolte was geërfd in Leusen). Bij deze laatste afgesplitste archieven wordt dan wederom een aanhangsel gevormd door de stukken uit de archieven der colleges, waarmede de ambtenaren in betrekking stonden (bij drost van Drente: Staten en etstoel van Drente; bij landdrost van Salland: Staten van Overijssel enz.; bij drost van Lingen: holtdinc en plaatselijke archieven), en van ambtenaren, met wie zij wellicht in betrekking stonden (bij landdrost van Salland: rentmeester van de pastorieën en vicarieën).
Niet alleen zou het aanbrengen eener regelmatige onderverdeeling ernstige moeilijkheden hebben opgeleverd, wanneer deze archieven bij de personen, van wie zij afkomstig zijn, waren opgenomen, maar het overzicht zou eveneens in ernstige mate zijn geschaad. Die zelfstandige archieven volgen dus onmiddellijk op de afdeeling stukken, door de opvolgende heeren in het archief van Batinge gebracht.
De overige stukken, waarvan de band tot het archief van Batinge niet is gebleken, zijn ingedeeld, zooals boven is medegedeeld. De stukken, stammend van de Van Heeckerens van Enghuizen, zijn daarbij door mij uitgelicht en afzonderlijk vermeld, omdat deze stukken in andere verhouding staan tot het Batinger archief dan de stukken afkomstig van personen, die den naam met de heeren van Batinge niet gemeen hadden.
Aan deze inventaris heb ik wederom toegevoegd de gebruikelijke regestenlijst (die met 1600 eindigt, behalve voor de beleeningen en overdrachten van Batinge en het Klooster, omdat deze stukken in dit archief eene bizondere plaats innemen) en indices *  . Bij de dateering der stukken heb ik geen Paasch- of Boodschapstijl aangenomen, omdat die colleges en personen, van wie (dank zij vriendelijke inlichting) het kon worden nagegaan, Kerst- of Nieuwjaarstijl gebruikten *  .
Ter bevordering van het beter overzicht laat ik daarbij volgen een staat aanwijzende den overgang van (het archief van) Batinge en eenige staten aanwijzende den (vermoedelijken) overgang der stukken, die door de heeren van Batinge in het archief zijn gebracht *  .

Kenmerken

Datering:
1247-1830
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0617 Huisarchief Batinge
VERKORT:
NL-AsnDA, 0617
Categorie: