Gedecoreerde ijzeren wafeltang uit de collectie Drents Museum

21 december 2023

Door: Luc C. den Hartog

In veel huishoudens zullen deze maand weer kniepertjes gebakken en gegeten worden. De meest doorgewinterde bakkers zullen dan ook gelijk de rolletjes maken, in plaats van zich te vergrijpen aan een in het kerstpakket aangetroffen doos Vegter’s. Gemaakt, gekocht of gekregen, kniepertjes en rolletjes zijn onmiskenbaar onderdeel gaan uitmaken van de Nieuwjaarsfestiviteiten. Dit is overigens geen recente traditie. Het bakken van jaorskoeken maakte in ieder geval in de vroegmoderne tijd (1500-1800) al onderdeel uit van het Drentse volksleven.

De jaorskoeken werden in enorme hoeveelheden gebakken. Tijdens de jaarwisseling kon namelijk gerekend worden op een constante in- en uitstroom van visite. En uiteraard kreeg iedereen een jaorskoek. Het kon ook zomaar voorkomen dat een volstrekt onbekende aanklopte om een gelukkig nieuwjaar te komen wensen. Men wist namelijk maar al te goed dat zo’n gebaar gebruikelijk leidde tot een gratis borrel en versnapering als wederdienst. Mensen die niets gaven, kregen een ‘scheldliedje’ te verduren – een Nederlandse variant van trick-or-treat als het ware.

Met verhitte wangen voor een brandend vuur

Lange tijd werden de koeken gemaakt met een ijzeren wafeltang, waarmee op veilige afstand van het open vuur gebakken kon worden. Een sprekend voorbeeld uit onze beeldbank is een achttiende-eeuwse wafelijzertang die gesmeed is om op een uurwerk te lijken (links). De klok staat op half één: tijd voor rolletjes. Ook rechthoekige jaorskoekeniêzers waren populair, zoals een zeventiende-eeuws exemplaar uit de collectie van het Drents Museum (rechts). De ijzers werden rijkelijk gedecoreerd en bevatten vaak ook de initialen van de eigenares. Duidelijk mag dan zijn dat er een gezonde dosis trots en voldoening gepaard ging met het bakken. Jaorskoeken kenden meerdere varianten. In de eerste plaats was er de jaorskoek met stroop. Dan waren er de knieperties en rollegies, die respectievelijk het oude en nieuwe jaar symboliseerden. En met het laatste beslag werden de ‘spekdikken’ gemaakt, waar spek en metworst in verwerkt werd. Vleeswaar was er immers genoeg, want het huisvarken was nog geen maand eerder geslacht. Aan de vooravond van 1955 verschaft de Drentse schrijver H.T. Buiskool ons een levendige voorstelling van zaken:

Vooral de huismoeders hadden het in de laatste dagen van het jaar druk met het bakken van nieuwjaarskoeken, welke kunst elke huismoeder moest verstaan en – het moet gezegd worden – goed verstond ook. Het was een lust, de vrouwen, zonder „bovenbuis”, met verhitte wangen, vóór een brandend vuur de koeken te zien bakken. Er waren er die drie ijzers tegelijk „bedienden” met ’n handigheid die bewondering afdwong.

Wulpsheden en bedelarij

Net zoals vandaag het geval is, gaf de jaarwisseling aanleiding tot vertier enerzijds en overlast anderzijds. Dit ontging vooral de Gereformeerde Kerk niet, die zich in 1697 genoodzaakt zag alle predikanten in Drenthe te verzoeken de ‘wulpsheden’, die zich schijnbaar voordeden, aan te kaarten en af te keuren in de preek. De meeste kritiek was gekant tegen de neijaorslopers – de lieden die deur aan deur goede wensen voor koek inruilden. Door velen werd dit gebruik gezien als ordinaire bedelarij. Veel neijaorslopers hadden er namelijk een handje van om nog een paar weken na 1 januari aan te blijven kloppen. Bij de nadrukkelijke afkeur van de predikant bleef het dan ook niet. Op 5 maart 1700 vaardigden Ridderschap en Eigenerfden een verbod op enkele Nieuwjaarsgebruiken in Drenthe uit. De heren hadden besloten tot een verbod op ‘al het nieuwjaar schieten’ – het gebruik om een reeks jachtgeweren te legen om het nieuwe jaar in te luiden. Hetzelfde besluit gold overigens ook voor ‘Bruidegom, en Bruit’ (lees: trouwerijen). En uiteraard moest het ‘lopen om nieuwjaar bij de huisen’ het ontgelden. In hoeverre er daadwerkelijk toezicht werd gehouden door de uitvoerende macht is lastig te bepalen. Het besluit van 1700 bleek in ieder geval geen reden tot volksopstand… in tegenstelling tot een soortgelijke afkondiging zeventig jaarwisselingen later.

Het IJzerkoekenoproer

Het was 22 december 1770 toen de stadsraad van Coevorden besloot korte metten te maken met ‘die van ouds heer in gebruijk geweest zijnde sondige gewoonte, van op den eersten dag des jaars bij wijze van nieuwe jaars gaaven, eenige ijser koeken et cetera uijt te deelen’. Het besluit (klik op de afbeelding voor een grote weergave) werd bekrachtigd met ondertekeningen van honderdtweeënveertig ingezetenen, maar viel bij de burgerij niet in goede aarde. Zowel de arme gezinnen als de trotse baksters trokken ten strijde om hun gekoesterde traditie tot aan het Coevorder stadhuis te verdedigen. Verdedigen nam al snel de vorm aan van bestormen. En voordat ze het wisten, was het stadsbestuur belegerd in hun eigen overheidsgebouw. Over dit IJzerkoekenoproer werd nog lang gesproken en verteld, bijvoorbeeld in het boekwerk Drenthe in vlugtige en losse omtrekken geschetst, door Drie Podagristen (1843):

Als eene onstuimige zee, door stormen opgezweept, bewoog zij zich, mompelende en morrende door elkander […] Men eischte, dat het verbod tegen de nieuwjaarskoeken wierd ingetrokken. Dreigende verhieven zich de gespierde armen, met straatstenen gewapend, tegen de in lood gelijste vensterruiten; met elken polsslag wies ’t gevaar.

Het IJzerkoekenoproer liep uiteindelijk af met een sisser. De stadswacht werd ingeschakeld, het stadsbestuur werd bevrijd, de bestormers keerden terug naar huis en het besluit om de nieuwjaarskoeken te verbieden werd teruggedraaid. Al met al bleek het dus een succesvol oproer. Dat de traditie van nieuwjaarlopen uiteindelijk toch verdween, is volgens journalist Henri Alexander Theodore Lesturgeon dan ook niet te wijten aan een verbod. In het Dagblad van het Noorden (28 december 1935) schrijft hij dat het belastingsysteem van Napoleon Bonaparte, aan het eind van de achttiende eeuw, suiker en stroop domweg te duur had gemaakt. Zo loopt niet alleen het oproer, maar ook dit verhaal met een sisser af.

Verleden en tegenwoordig

Het nieuwjaarlopen raakte in onbruik, maar beslist niet in de vergetelheid. In 1950 besloot de culturele instelling Het Drents Genootschap onder het mom van ‘wat at de Drent in het grijs verleden, wat is de Drentse pot van heden?’ een kookboek samen te stellen. Daartoe werden het daaropvolgende jaar recepten en anekdotes uit alle uithoeken van Drenthe verzameld. Drentse huisvrouwen hadden tot 1 augustus 1951 om hun ‘recepten, wenken en gegevens’ in te zenden. Aan het verzoek werd ruimschoots gehoor gegeven. De inzending van mevrouw H. Beijering de Weme, namens de Bond van Plattelandsvrouwen (afdeling Grolloo), bevat naast haar recept voor nieuwjaarskoeken (nl. roggemeel, gerstemeel, stroop en anijs), een herinnering aan de aloude gebruiken:

De hele dag visites, dat is te zeggen het liep de hele dag aan o.a. naaste fam, kennissen en buren, en ook wel kinderen. Er werd gebruikt: sterke drank en brandewijn met suiker, rozijnen ingemaakt in brandewijn: nieuwjaarskoeken en oudewijven, kinderen ook nieuwjaarskoeken en poffertjes en plassies, wat ze in doeken meenamen.

De napoleontische tijd is voorbij en ingrediënten voor kniepertjes kosten gelukkig geen rib uit je lijf meer. Toch heeft het nieuwjaarlopen geen comeback gemaakt. Wanneer een onbekende u straks een gelukkig nieuwjaar wenst, bied hem dan eventueel een kniepertje aan.

Namens het Drents Archief, gelukzaolig nyjaor! Kniepertjes mag u afgeven bij onze receptie.


Bronvermelding

  • RHC Drents Archief. Toegangsnummer 0001. Inventarisnummer 6.8.
  • RHC Drents Archief. Toegangsnummer 0116. Inventarisnummer 8.
  • RHC Drents Archief. Toegangsnummer 0700. Inventarisnummer 297.

Literatuurlijst

  • Beekhuis-Snieders, J. W. T. M. en H. Perton. Nadere toegang op de protocollen van de Provinciale Synode van Drenthe 1622-1809. Assen: Rijksarchief in Drenthe, 1990.
  • Buiskool, H. T. “De viering van Oud en Nieuw in Oud-Drenthe.” Emmer courant (Emmen), december 31, 1954.
  • Buiskool, H. T. Op naobervesiet: Een bundel schetsen en vertellingen over gebruiken en gewoonten in het oude Drenthe. Assen: Van Gorcum & Comp., 1940.
  • Kruijswijk, Marita en Marian Nesse. Nederlandse jaarfeesten en hun liederen door de eeuwen heen. Hilversum: Verloren, 2004.
  • Kuipers, Gerrit. Vroeger volksleven in Drenthe. Zuidwolde: Stichting Het Drentse Boek, 1999.
  • Lesturgeon, Henry A. Th. “Het woelige einde van ’t jaar 1770 IJzerkoeken-oproer!!” Nieuwsblad van het Noorden (Groningen), december 28, 1935.
  • Luning, H. M. “Nieuwjaarskoeken, jenever en stamppot met snijbonen.” Traditie: Tijdschrift over tradities en trends 6, no 4 (winter 2000): 26-28.
  • Scheer, van der D. H., H. Boom en A. L. Lesturgeon. Drenthe in vlugtige en losse omtrekken geschetst, door drie podagristen. Eerste deel. Coevorden: D. H. van der Scheer, 1843.

Afbeeldingen

  • Wafelijzer met tekening 'Half Een': Collectie Dwingels Eigen
  • Rechthoekig wafelijzer: Collectie Drents Museum, foto Wim Kluvers