22 januari 2024

Door: Luc C. den Hartog

Zevenhonderd jaren geleden verrees in dit gehucht van enkele hoeven in het veld een klooster, door het volk “Maria in ’t Veld” genoemd. Een plaats waar vrome vrouwen leefden in voortdurende godsaanbidding en in grote liefdadigheid.

Aan het woord is ‘de stem van de verteller’ uit het openluchtspel Maria In Campis. Schrijver Ben van Eysselsteijn (1898-1973) vervaardigde het scenario ter gelegenheid van het zevenhonderd jarig bestaan van Assen, de plek waar de kloosterlingen zich in 1259 vestigden. Toen dit openluchtspel in 1959 werd opgevoerd, was er betrekkelijk weinig over van het kloostercomplex. Het statige gebouw van het Drents Archief, van waaruit ik dit blog schrijf, staat tegenwoordig op deze locatie. De bewaard gebleven dertiende-eeuwse kloostergang zou deel uit gaan maken van de bouwplannen van rijksbouwmeester Jacobus van Lokhorst (1844-1906). Deze stortte echter in tijdens de werkzaamheden. Eén dapper muurtje hield stand, en geniet nu bekendheid als de oudste muur van Assen. Hoe zat het ook alweer met het roemruchtige klooster?

De Drenten en de aartsbisschop

Maar in Utrecht was men bevreesd, dat Maria-in-Campis te Drents zou worden en soms kwam er een met z’n gevolg uit Utrecht op bezoek, om eens voorzichtig te kijken of …. Hoor: daar nadert weer een gezelschap, in naam van de Bisschop.

Zo vervolgt Van Eysselsteijns openluchtspel. Hiermee verwijst de verteller naar de wrevelige verstandhouding tussen Drenthe en het Aartsbisdom, voor, tijdens en na de stichting van het klooster. De abdij Maria in Campis, ook wel Mariënkamp genoemd, wordt namelijk getekend door een tumultueuze voorgeschiedenis – de nasleep van de bloedige strijd tussen Kastelein Rudolf II van Coevorden en Bisschop Otto II van Lippe.

Dankzij een schenking van Rooms-Duits Keizer Hendrik II in 1024, was Drenthe het wereldlijke bezit van de aartsbisschop, in dit geval de aartsbisschop van Keulen. Plaatselijke heren bestuurden het dagelijkse reilen en zeilen, maar aan het eind van de dag maakte de aartsbisschop de dienst uit. Lange tijd hield deze constructie stand, tot Otto II aantrad als bisschop van Utrecht in 1216 en besloot de bestuurlijke teugels strakker aan te halen. De onenigheid die volgde, leidde uiteindelijke tot een gewapend conflict. In de Slag bij Ane (1227) werd het bisschoppelijke leger in de val gelokt door Rudolfs strijdmachten. Zowel de zwaarbewapende cavalerie als hun bisschoppelijke aanvoerder moesten de kruistocht bekopen met een waterig graf in het Drentse moeras.

De volgende bisschop wist de Drenten alsnog onder de duim te krijgen. Een belangrijk onderdeel van de vredesbepalingen was de stichting van een nieuw klooster in Drenthe. Volgens de anonieme auteur van de kroniek Quedam narracio de Groninghe, de Thrente, de Covordia (oftewel: een verhaal over Groningen, Drenthe en Coevorden) moest het klooster gevestigd worden op de plek waar Otto II verslagen en vermoord was. Deze symbolische maar eveneens onhandige locatie (u herinnert zich: het was een moeras) viel niet in de smaak. In 1253 werd door de abdis een verhuizing verzocht. Het domkapittel had een hoeve in het gehucht Assen in bezit, die het aan het project schonk. Het klooster verkreeg een tweede hoeve (de andere helft van het dertiende-eeuwse Assen) plus molen, in ruil voor een eigendom vlakbij Coevorden. Zo blijkt uit een oorkonde van 1259. Datzelfde jaar was het nieuwe, nieuwe klooster op de Asser heide devotie-gereed.

Nonnenklooster

Eerwaarde moeder, ik heb een onzer ruiters vooruitgezonden om u als abdis op onze komst voor te bereiden.

Ik heb die brief ontvangen, heren, uw namen zijn mij bekend. Afgezanten van onze Bisschop zijn welkom op de abdij, al kan ik u niet binnen ontvangen; geen man mag het klooster betreden.

De abdij Maria in Campis was een nonnenklooster. Evenmin als vrouwen in mannenkloosters toegestaan waren, hadden mannen ook niets te zoeken binnen de muren van Maria in Campis. Jonge, oude, weledelgeboren en ‘gewone’ vrouwen baden en werkten in de hoven, gangen en ruimtes van het kloostercomplex. Volgens historicus F. J. Bakker is er, op basis van het overgeleverde bronmateriaal en in vergelijking met andere kloosters, overigens geen reden om te vermoeden dat deze vrouwen onvrijwillig naar het klooster gezonden werden. Opvallend daarbij is vooral dat veel welgestelde dochters hun weg naar Assen vonden. De vader werd zelfs geacht een schenking te doen voor het geboden onderdak en onderwijs. Een soort bruidsschat. Zo blijkt bijvoorbeeld uit een oorkonde van Henricus de Elethe, niemand minder dan de toenmalige schulte van Drenthe, die zijn dochter Margareta liet opnemen en voortaan een ‘groven tiend over het huis Husinga te Bonevelde’ zou gaan betalen.

Ieder klooster handelt conform de leefregel van een bepaalde geestelijke orde. In dit geval was dat de Orde der Cisterciënzers. Cisterciënzers streefden naar eenvoud en ingetogenheid. Liefst waren de kerken en kloosters ontdaan van beelden, schilderijen en glas-in-lood. Zelfs de habijten bleven ongekleurd – de oorsprong van de benaming ‘witte zusters’. Deze orde had ook een sterk agrarisch karakter, met boerderijen, akkers en grasland rondom de cisterciënzerkloosters. Middels schenkingen en aankopen was, aan het eind van de dertiende eeuw, de volledige marke van Assen eigendom van de witte zusters.

Het dagelijks leven in Maria in Campis

De witte zusters leefden in strenge afzondering. Afzondering van de buitenwereld, maar ook in strikte gescheidenheid van conversen en proveniers, de leken die ook werkten op het kloosterterrein. Niet zonder reden, aangezien de zusters zich volledig toelegden op hun geestelijke arbeid. De dagelijkse vieringen, geleid door de acht gebedentijden, werden met eerbied uitgevoerd. Daarnaast werden tal van geschriften met de hand overgeschreven – (letterlijk) monnikenwerk wat de hoogste concentratie vergde. De zusters stonden ook nog eens garant voor de productie van de in de kerk benodigde paramenten. Mede dankzij deze gewichtige verantwoordelijkheden werd een teruggetrokken en ingetogen leven geleid in Maria in Campis.

In 1938 verschijnt een kleurrijke beschrijving van het leven van de witte zusters te Assen, geschreven door P. Mathias Arts. Hij schildert een romantische visie van een genootschap vrouwelijke geestelijken, die, afgezonderd van het bruisende veertiende-eeuwse stadsleven, in het Drentse landschap hun abdij vulden met hymnen en gebeden.

[N]u zouden de witte nonnen ook komen naar de stille heidevelden van Drente […] iedere dag zou hetzelfde gebed, het gebed van de Kerk opstijgen naar de gewelven, in de rhytmische beurtzang van fijne vrouwenstemmen […] Vele malen per dag riep de klok tot het gemeenschappelijk gebed, en als zij dan weer terugkeerden uit de kerk, ging ieder aan haar werk, het werk in de keuken of in de sacristie, of het werk in de schrijfkamer.

Net zoals de meeste kloosters heeft Maria in Campis de Reformatie – of beter gezegd: de wettelijke invoering van de Nederduits Gereformeerde Kerk als staatskerk der Republiek – niet overleefd. Met een in 1598 uitgevaardigde oorkonde maakte Willem Lodewijk (Wilhelm Ludwig staat linksboven), stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe, duidelijk dat de Rooms-katholieke tijd ten einde was gekomen in Drenthe. ‘Pastoren, priesters, vicarissen, schoelmeesters, ende andere geestelicke’ moesten hun godshuizen en heiligdommen afstaan. De Groninger kloosters van Aduard, Sint-Annen, Essen en Termunten waren Assen enkele jaren eerder al voorgegaan. De meeste zusters kregen alimentatie en een enkeling mocht tot haar dood in de abdij blijven wonen. Maar de tijd van rhytmische beurtzang tot in de gewelven was voorbij.

Opnieuw zusters in Assen

Het boekje van P. Mathias Arts is uitgegeven vanwege een speciale gelegenheid. Dat jaar vestigde zich namelijk, voor het eerst sinds de Reformatie, opnieuw een vrouwencongregatie in Assen. Dit waren echter geen cisterciënzers. De zogeheten Zusters van Onze Lieve Vrouwe van Amersfoort waren al sinds 1873 actief in Noord-Nederland en deden nu ook Assen aan. De zusters waren eerst gevestigd in het Pelinckhuis, wat in Assen nog steeds bekend is onder de naam Zusterhuis. Vandaar ook het pittoreske klokkentorentje. Waar de witte zusters binnenwaarts georiënteerd waren, stonden de Zusters van Onze Lieve Vrouwe – in de eerste plaats een onderwijscongregatie – met beide benen in de wereld. Tussen 1938 en 1980 realiseerden de zusters voor Assen een naaischool, een kleuterschool en een bejaardentehuis onder de gepaste naam ‘Maria in Campis’. (klik voor een grotere afbeelding)

Het ontbreekt Assen niet aan verwijzingen naar haar monastieke verleden. Neem alleen al het gebouw van het Drents Archief, dat in de ontwerp- en materiaalkeuze een klooster trachtte te imiteren. Een reeks straatnamen – te weten: de Zuidersingel, Oostersingel, Noordersingel en Gedempte Singel – herinneren aan de ‘slotgracht’ die het complex vroeger omgaf. Om nog maar te zwijgen over de daadwerkelijke bouwkundige kloosterrestanten. Het meest tastbare overblijfsel zijn echter de mensen die zich de Zusters van Onze Lieve Vrouwe nog herinneren. Iemand die in het Zusterhuis nog les heeft gehad of daar de tuin heeft aangeharkt. Dat is de nog levende geschiedenis die ervoor zorgt dat de werken van de zusters in Assen niet in de vergetelheid raken.


Bronvermelding

  • RHC Drents Archief. Toegangsnummer 0001. Inventarisnummer 741i.
  • RHC Drents Archief. Toegangsnummer 0439. Inventarisnummer 1.
  • RHC Drents Archief. Toegangsnummer 0439. Inventarisnummer 3.
  • RHC Drents Archief. Toegangsnummer 0923. Inventarisnummer 8374.

Literatuurlijst

  • [Anon]. Een verhaal over Groningen, Drente, Coevorden en allerlei andere zaken onder verschillende Utrechtse bisschoppen: Quedam narracio de Groninghe, de Thrente, de Covordia et de diversis aliis sub diversis episcopis Traiectensibus. Vertaald en ingeleid door Hans van Rij. Hilversum: Verloren, 1989.
  • Arts, Mathias P. Maria in Campis Assen: Zusters van toen en zusters van thans. Nijmegen: 1938.
  • Bakker, F. J. “Vijf buurschappen en een klooster: Assen in de middeleeuwen.” In Geschiedenis van Assen, onder redactie van H. Gras et alii, 28-65. Assen: Van Gorcum, 2000.
  • Boivin, Bertus. “Stille getuigen.” Asser Historisch Tijdschrift: Tijdschrift van de Asser Historische Vereniging 19, no. 3 (juni 1999): 25.
  • Boivin, Bertus. Een royaal geschenk: 200 jaar geschiedenis van Assen. Assen: Drents Archief, 2009.
  • Eijt, José. “Zusters en broeders in Noord-Nederland, 1846-heden.” In Katholiek leven in Noord-Nederland 1956-2006: Vijftig jaar bisdom Groningen, onder redactie van Tjebbe T. de Jong, 154-169. Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2006.
  • Eysselsteijn, Ben van. Maria in Campis: spel van de tijd: openluchtspel naar aanleiding van de viering van “Zeven eeuwen Assen” / door Ben van Eysselsteijn; met muziek van Mr. Harm Smedes en rhythmische bewegingschoreografie van Han Rijnbeck. Assen: 1959.
  • Joosting, J. G. C. Het archief der abdij te Assen. Leiden: Boekhandel en Drukkerij voorheen E. J. Brill, 1906.
  • Minderhoud, Huib D. “Strijd om een boerenrepubliek.” Asser Historisch Tijdschrift: Tijdschrift van de Asser Historische Vereniging 19, no. 1 (maart 2009): 1-8.
  • Ritsema, Bert. “Maria in Campis.” Asser Historisch Tijdschrift: Tijdschrift van de Asser Historische Vereniging 19, no. 1 (maart 2009): 12-19.
  • Rosenwein, Barbara H. “The new schools and what they taught.” In A short history of the Middle Ages, 190-201. Toronto: University of Toronto Press, 2018.
  • Zeijden, Hans van der. 100 jaar Rijksarchiefgebouw Assen 1901-2001. Assen: Van Gorcum, 2001.