U kunt via onze reserveringstool een afspraak inplannen en aangeven welke archiefstukken u op dat moment wilt inzien.

1.2. De families Lunsingh en Tonckens (Drents Archief)

Uw zoekacties: Drenthe - Dalen - Boven Steenwijksmoer - Ossehaar - Den Hool; 1912 Huis te Westervelde en de oudste tak geslacht Tonckens

0615 Huis te Westervelde en de oudste tak geslacht Tonckens

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1.2. De families Lunsingh en Tonckens
0615 Huis te Westervelde en de oudste tak geslacht Tonckens
1. Inleiding
1.2.
De families Lunsingh en Tonckens
Zoals hiervoor vermeld, hadden leden van deze beide families hun domicilie op het huis te Westervelde. De familie Lunsche of Lunsingh is vermoedelijk een van oorsprong Drents geslacht. De eerste Lunsche van wie vaststaat dat hij tot dit geslacht behoort, is Jochem Lunsche, die voor de eerste maal genoemd wordt in 1553 en wel als lid van de Etstoel *  . Jochem Lunsche was gehuwd met Hindrikje Knasse, een van de drie dochters van Johan Knasse jr. Diens vader Johan Knasse sr. en oom Bartelt Knasse - in 1484 vermeld als schulte van Norg *  - hadden in het dingspel Noordenveld uitgebreide bezittingen verworven. Door het huwelijk van Jochem Lunsche met Hindrikje Knasse geraakte een deel van deze goederen in handen van de familie Lunsche, onder andere de leengoederen te Een *  .
Hun zoon Herman Lunsche huwde met de uit Borger afkomstige Frekyen Brunniger. Net als zijn vader bracht ook hij het tot lid van de Etstoel (1614-1628) en zelfs was hij gedurende korte tijd Gedeputeerde Staat van de landschap Drenthe (1618-1620). Uit zijn huwelijk werd een zestal kinderen geboren, waarvan de oudste, Joachim Lunsche, de meest vermeldenswaardige is: hij is in verband met een door hem gepleegde doodslag in 1657 uit Drenthe weg gevlucht, maar mocht na korte tijd weer terugkeren omdat hij uit noodweer gehandeld zou hebben *  . De naam Lunsche was echter "besmet", zodat zijn kinderen de naam Lunsingh gingen gebruiken. Voor deze affaire was ook hij lid van de Etstoel (1637-1655). Joachim Lunsche, die gehuwd was met een zuster van de grietman van Vredewolt, slaagde erin het reeds aanzienlijke grondbezit van zijn ouders bijeen te houden en zelfs uit te breiden door overeenkomsten te sluiten met zijn broers en zusters en hun erfgenamen *  .
Zijn zoons Herman en Warmolt Lunsingh waren beide lid van de Etstoel, maar terwijl Herman zich aangetrokken voelde tot het traditionele boerenbedrijf, toonde zijn jongere broer Warmolt andere aspiraties. Hij werd eerst luitenant *  en later solliciteur van verschillende compagnieën *  , voordat hij in 1680 werd aangesteld tot rentmeester van het stift Dikninge *  . Door zijn huwelijk met Henrica van Hoysum, telg uit een invloedrijk Groninger geslacht, werd hij een aanzienlijk man, wat resulteerde in zijn benoeming in 1694 tot Gedeputeerde Staat van Drenthe *  . Deze functie bleef hij bekleden tot zijn dood in 1708. Het was ook deze Warmolt, die vermoedelijk het huis te Westervelde aan zijn nieuwe status heeft aangepast; bovendien gaf hij zich veel moeite zijn bezittingen verder uit te breiden.
Zijn dochter Elisabeth huwde met mr. Johannes Tonckens, advocaat in de stad Groningen. Zijn zoon Focco Lunsingh trouwde met een lid van een andere Drentse patriciërsfamilie, Elisabeth Engelina Sichterman. Focco Lunsingh verkreeg vrijwel dezelfde functies als zijn vader. Ook hij was ette (1716-1753), rentmeester van Dikninge (1694-1741) en lid van gedeputeerde Staten (1742-1752). Hij had slechts een zoon, Warmolt Lunsingh, die ongehuwd is gebleven. Deze vervulde op zijn beurt weer dezelfde betrekkingen als zijn vader en grootvader: lid van de Etstoel 1754-1783, rentmeester van Dikninge 1741-1760 en Gedeputeerde Staat 1760-1778. Met zijn dood in 1789 is het geslacht Lunsingh helemaal uitgestorven, want de laatste nakomeling van zijn oom Herman Lunsingh, de langst levende van diens vijf - ongetrouwd gebleven - dochters namelijk Henrica Lunsingh, overleed in 1780. De naam leeft echter voort in de combinaties Lunsingh Tonckens en Lunsingh Wieland.
Erfgenamen van Warmolt Lunsingh waren zijn drie neven - drie broers Tonckens -, namelijk mr. Wijncko Tonckens, die de laatste tien jaar bij zijn oom in huis had gewoond, mr. Johannes Tonckens (overleed zelf het jaar daarop) en Joachimus Lunsingh Tonckens. De bezittingen van de familie Lunsingh zijn grotendeels in handen van de familie Tonckens terechtgekomen, eerst via het huwelijk van Elisabeth Lunsingh met mr. Johan Tonckens, vervolgens door de vererving van Warmolt Lunsingh op deze drie kleinzonen van genoemde mr. Johan Tonckens. De veronderstelling dat de goederen van het geslacht Lunsingh de basis vormden van het latere vermogen van het geslacht Tonckens, lijkt juist te zijn. Een voorbeeld van de Lunsingh-rijkdom vormt de aangifte voor de collaterale successie van de nalatenschap van Warmolt Lunsingh in 1789: de erfenis werd getaxeerd op ¿ 201.770 en nog wat ! * 
Het geslacht Tonckens heeft zijn oorsprong in de omgeving van Beerta in de provincie Groningen. In het begin van de zeventiende eeuw woont de familie in Winschoten, want Eggo Tonckens wordt bij zijn inschrijving als student in Groningen op 22 april 1619 vermeld als "Eggo Tonckens Winschotensis" *  . Na zijn studie wordt hij predikant in Westerlee, waar hij tot zijn dood is gebleven *  . Uit zijn huwelijk metAisa Aeijssens wordt een zoon geboren, Wijncko. Ook deze vervulde het predikambt en wel in Beerta, waar hij van 1671 tot zijn dood in 1682 gestaan heeft *  . Hij was getrouwd met Anna Blanckstein; van hun kinderen zijn slechts twee zonen in leven gebleven, te weten Wijncko, die later krankzinnig is geworden, en Johan. Deze Johan werd op 18 januari 1692 als student in Groningen ingeschreven aan de juridische faculteit en promoveerde daar op 17 september 1698 op zijn dissertatie "De locatione conductione" *  . In het volgende jaar zien we hem als advocaat in Groningen optreden, een beroep,dat hij tot enkele jaren voor zijn dood heeft uitgeoefend *  . Voor dit doel bezat hij een huis in de Oosterstraat, dat hij van zijn moeder had verkregen; hij verkocht het echter in 1717 *  , vermoedelijk omdat hij zijn domicilie naar Westervelde had verplaatst, waar hij sinds zijn huwelijk met Elisabeth Lunsingh in 1709 regelmatig verblijf hield.
Ook zijn enig in leven gebleven kind, Warmolt Tonckens, heeft enige tijd een advocatenpraktijk in Groningen gehad, maar beëindigde deze toen hij omstreeks 1745 bij zijn moeder op Westervelde ging wonen. Enkele jaren later trouwde hij met een boerendochter uit dat plaatsje. Het aanzien van de familie Tonckens was in die tijd in de Landschap nog niet groot; belangrijke functies hadden zij er nog niet bekleed. Het enige ambt dat Warmolt Tonckens bekleed heeft, was dat van Gecommitteerde tot de Rekendag *  . Van zijn drie zoons is de oudste, mr. Wijncko Tonckens, ook nog enige tijd advocaat geweest *  , totdat hij bij zijn ziekelijke oom Warmolt Lunsingh op Dikninge is gaan wonen. Vermoedelijk dank zij diens invloed verkreeg hij in 1783 diens plaats in de Etstoel, maar in 1787 werd hem die ontnomen van wege zijn patriottische gezindheid *  . Deze gezindheid werd in de Franse tijd beloond; hij werd toen onder andere voorzitter van de Commissie tot Administratie van de Financiën van het voormalige gewest Drenthe en lid van de Departementale Rekenkamer van Overijssel, tot welk departement Drenthe toen behoorde. Hij is twee maal gehuwd geweest, maar alleen uit het tweede huwelijk zijn kinderen in leven gebleven. Zijn nakomelingen vormen de oudste tak van het geslacht Tonckens.
De tweede zoon van Warmolt Tonckens en Trijntje Winters, mr. Johannes Tonckens, ontwikkelde zich na zijn rechtenstudie in Groningen tot een geleerde van naam. Hij schreef onder meer een deel van de "Tegenwoordige Staat van Drenthe" *  . Ook was hij zeer actief in de patriottische beweging in Drenthe *  , maar zijn vroegtijdige dood verhinderde een carrière in de Franse administratie, zo hij die geambieerd had. De derde en jongste zoon, Joachimus Lunsingh Tonckens, was de eerste sinds twee eeuwen, die niet gestudeerd heeft. Wat de oorzaak daarvan geweest is, is niet duidelijk; capaciteiten had hij genoeg, getuige de vele ambten die hij vervulde. Hij was in 1796/1797 lid van de Nationale Vergadering, van 1807 tot 1811 assessor van het landdrostambt Drenthe, in 1814 lid van de Vergadering van Notabelen en daarna lid van Provinciale en Gedeputeerde Staten van Drenthe *  . Hij was gehuwd met Maria Hellinga, die hem zes kinderen schonk. Hij wordt beschouwd als de stamvader van de jongste (en uitgebreidste) tak van het geslacht Tonckens.
In de negentiende eeuw hebben vele leden uit dit geslacht openbare ambten vervuld, aanvankelijk vooral in Drenthe. De opkomst van deze familie in het eind van de achttiende en in het begin van de negentiende eeuw hangt nauw samen met het uitsterven van het geslacht Lunsingh in 1789. Zowel de bezittingen als het aanzien - niet los van elkaar te denken - van deze familie Lunsingh werden door het geslacht Tonckens verworven. Het Lunsingh-vermogen vormde de basis van de latere Tonckens-welvaart. Onmiddellijk na het verkrijgen van de Lunsingh-erfenis tonen mr. Wijncko Tonckens en Joachimus Lunsingh Tonckens zich actief in het gebruiken van de geboden mogelijkheden. De eerste bouwt het huis "Voorwijk" te De Wijk, de ander het huis te Westervelde; ook beginnen ze met het uitlenen van kleinere en grotere hoeveelheden geld en het aankopen van gronden op grote schaal ter vergroting van hun bezittingen *  , *  .
In de familie waren een aantal ambten zeer in trek; vooral het burgemeestersambt werd door velen van hen vervuld *  . Van de elf burgemeesters die de gemeente Norg sinds 1811 gehad heeft kwamen er vijf uit dit geslacht! Behalve het burgemeestersambt waren ook de functie van notaris, rechter en advocaat zeer gezien. Vanzelfsprekend brachten velen van hen het tot lid van Provinciale en Gedeputeerde Staten.
Na het voorgaande zal het duidelijk zijn dat deze twee geslachten Lunsingh en Tonckens, die op gewestelijk en later provinciaal niveau invloedrijk waren, ook in de omgeving van hun woonplaats Norg een belangrijke stem in het kapittel hadden. Het geslacht Lunsingh bezat de collatie van de St. Maartens en St. Nicolaas-vicarie in de kerk van Norg *  . Deze vicarie is vermoedelijk door de Knasses gesticht en op de Lunsinghs overgeërfd. In de kerk van Norg bevindt zich nog een bank met het wapen van het geslacht Lunsingh *  . Als kerkvoogd en diaken hebben leden van de beide geslachten zich verdienstelijk gemaakt.
Omdat zij bij de "Asser Heren" nog wel eens iets gedaan konden krijgen, lieten de kerspelgenoten van Norg zich graag door hen vertegenwoordigen. Hetzelfde geldt in nog sterkere mate voor de markegenoten, juist omndat ze uit hoofde van het feit dat ze zowel in de marke Norg, Zuid- en Westervelde als in de marke Een de grootste waardeelhouder waren, toch al de belangrijkste stem hadden. Het zijn vooral mr. Johannes Tonckens (1784-1857) en Warmolt Lunsingh (1651-1708) geweest, die zich voor de markegenoten hebben ingespannen. De neerslag van al deze bemoeiingen met de Norger instellingen is te vinden in een rubriek in het archief van het huis te Westervelde (inv.nrs. 262-319).

Kenmerken

Datering:
1413-1930
Beschrijving:
Huis te Westervelde en de oudste tak van het geslacht Tonckens
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0615 Huis te Westervelde en de oudste tak geslacht Tonckens
VERKORT:
NL-AsnDA, 0615
Categorie:
  • Zonder categorie