U kunt via onze reserveringstool een afspraak inplannen en aangeven welke archiefstukken u op dat moment wilt inzien.
1020 "Memorie van de goudguldens tot strijkgeld van de Coevordse ve... (Drents Archief)
0001 Oude Staten archieven, 1344-1815
0001
Oude Staten archieven, 1344-1815
Inventaris
2. Inventaris
2.1. Archieven der elkander opgevolgde gewestelijke besturen van Drente voor 31 Juli 1805
2.1.7. Varia
2.1.7.086. Coevorden (generale middelen)
10. eene verklaring van 2 slagers te Hoogeveen omtrent hun bedrijf (bij de 317de verpachting);
Uit enkele vlekken en moeten schijnt te mogen worden afgeleid, dat de als bijlagen genoemde stukken steeds bij de verbalen zijn bewaard geweest.
Uit enkele vlekken en moeten schijnt te mogen worden afgeleid, dat de als bijlagen genoemde stukken steeds bij de verbalen zijn bewaard geweest.
In 1600 werd Drente's quote in de generaliteitslasten vastgesteld op 3/4 % in de ordinaire en extra-ordinaire lasten en bovendien 500 gulden per maand uit de opbrengst der generale middelen van Coevorden ten behoeve van de vestingwerken dier stad. Tien jaren later vond eene voorloopige verhooging der quote plaats tot 1 % (resol. Ridderschap en Eigenerfden d.d. 10 Augustus 1610), welke in 1617 door Drente onder een "mits" aanvaard werd doch verder op dat bedrag bepaald bleef, al waren de vertoogen vele, door Drente bij de generaliteit ingediend, ten einde vermindering der lasten te verkrijgen. Toen de Raad van State bij vergissing nagelaten had de 500 gulden te innen en in 1664 ongeveer 25000 gl. uit dien hoofde vorderde, verklaarde Drente zich daartoe niet alleen ongenegen, doch stelde een tegenvordering in met betrekking tot het vroeger daarop betaalde (resolutie Ridderschap en Eigenerfden d.d. 7 Juni 1664). Hieraan is te danken de bundel getiteld "Staeten van 't geene de landtschap op de gepretendeerde maentelijcke 500 gl. uijt de generale middelen van Coevorden betaelt heeft van anno 1611 tott 1663"; met eenige summiere becijferingen over het door Drente nog verschuldigde op 31 December 1664.
Waarschijnlijk bleef de zaak hangende. Drente was steeds zeer zuimachtig in het betalen der quote, en zoo ontstond waarschijnlijk de resolutie d.d. 22 Mei 1676 van den Raad van State, gelezen in de vergadering van Ridderschap en Eigenerfden d.d. 16 Juni 1676, waarbij de commandeur van Coevorden gemachtigd werd te gijzelen den drost, den secretaris of 1 of 2 andere regeeringspersonen van Drente, totdat 't landschap zijne achterstallige quote zoude hebben voldaan. Aan dat bevel werd voldaan, doch de gegijzelden werden op borgstelling vrijgelaten, terwijl der generaliteit eenig "contentement" werd gegeven. Voortaan werd door Drente naar betere betaling der quote gestreefd.
Waarschijnlijk bleef de zaak hangende. Drente was steeds zeer zuimachtig in het betalen der quote, en zoo ontstond waarschijnlijk de resolutie d.d. 22 Mei 1676 van den Raad van State, gelezen in de vergadering van Ridderschap en Eigenerfden d.d. 16 Juni 1676, waarbij de commandeur van Coevorden gemachtigd werd te gijzelen den drost, den secretaris of 1 of 2 andere regeeringspersonen van Drente, totdat 't landschap zijne achterstallige quote zoude hebben voldaan. Aan dat bevel werd voldaan, doch de gegijzelden werden op borgstelling vrijgelaten, terwijl der generaliteit eenig "contentement" werd gegeven. Voortaan werd door Drente naar betere betaling der quote gestreefd.
Toen herleefden weder de oude geschillen. Ridderschap en Eigenerfden weigerden betaling. Wederom briefwisseling, wederom een Drentsche commissie naar 's Gravenhage, toegerust met een omvangrijken bundel stukken tot staving van Drente's bewering. Ook nu werd de zaak ten principale niet uitgemaakt. Volgens resolutie der Staten-Generaal d.d. 19 Januari 1701 zou Drente, wanneer het de assignatie voldeed, niet verder met assignatiën op de genoemde achterstallen belast worden, voordat nauwkeurig was uitgemaakt, "hoeveel de landschap daarop nog schuldig is, en of, en hoever, deselve soude mogen te hoog aangeslaagen wesen, ter oorsake dat de middelen van Coevorden geen vyffhondert gl. ter maand souden gerendeert hebben."
Dat in deze bundels in later tijden geen stukken zijn bijgevoegd, is niet zeker. Tevens valt op te merken, dat van de stukken, door de Drentsche gecommitteerden in 1693 en 1701 mede naar 's Gravenhage genomen, enkele nummers ontbreken, die misschien later in andere bundels zijn gevoegd. Zoo van 1693 Nos. 4, 5, 7, 10, 11, 13; - van 1701 Nos. 2.2-2.7, 3 - 8 (decharges over 1611 - 1689, in dezen inventaris gedeeltelijk vermeld onder No. 461 (afd. Liquidatie met de generaliteit)), uit No. 15 "de oude deductie", uit No. 17 de 3 origineele declaratiën van Drente, door de generaliteits-rekenkamer "gevalideert" op 12 October 1668 en (2) op 28 Januari 1682 (Inv. Nos. 490 en 492 (afd. Liquidatie met de generaliteit)), No. 18 (welke stukken blijkens aanteekening op den aanwezigen omslag aan den heer SLINGELANDT werden afgegeven), No. 19 (resol. van de Staten van Overijsel d.d. 25 Maart 1693), en No. 22 ("Praeseance VAN EECK"). - De inventarissen der stukken, door de gecommitteerden naar 's Gravenhage medegenomen, zijn hier in duplo voorhanden.
Dat in deze bundels in later tijden geen stukken zijn bijgevoegd, is niet zeker. Tevens valt op te merken, dat van de stukken, door de Drentsche gecommitteerden in 1693 en 1701 mede naar 's Gravenhage genomen, enkele nummers ontbreken, die misschien later in andere bundels zijn gevoegd. Zoo van 1693 Nos. 4, 5, 7, 10, 11, 13; - van 1701 Nos. 2.2-2.7, 3 - 8 (decharges over 1611 - 1689, in dezen inventaris gedeeltelijk vermeld onder No. 461 (afd. Liquidatie met de generaliteit)), uit No. 15 "de oude deductie", uit No. 17 de 3 origineele declaratiën van Drente, door de generaliteits-rekenkamer "gevalideert" op 12 October 1668 en (2) op 28 Januari 1682 (Inv. Nos. 490 en 492 (afd. Liquidatie met de generaliteit)), No. 18 (welke stukken blijkens aanteekening op den aanwezigen omslag aan den heer SLINGELANDT werden afgegeven), No. 19 (resol. van de Staten van Overijsel d.d. 25 Maart 1693), en No. 22 ("Praeseance VAN EECK"). - De inventarissen der stukken, door de gecommitteerden naar 's Gravenhage medegenomen, zijn hier in duplo voorhanden.
1020 "Memorie van de goudguldens tot strijkgeld van de Coevordse verpagtinge". - Stukken betreffende het geschil tusschen Drente en de generaliteit over het door de laatste verschuldigde in de bij de verpachting der generale middelen van Coevorden uitgekeerde strijkgelden; 1773/4
0001 Oude Staten archieven, 1344-1815
2. Inventaris
2.1. Archieven der elkander opgevolgde gewestelijke besturen van Drente voor 31 Juli 1805
2.1.7. Varia
2.1.7.086. Coevorden (generale middelen)
1020
"Memorie van de goudguldens tot strijkgeld van de Coevordse verpagtinge". - Stukken betreffende het geschil tusschen Drente en de generaliteit over het door de laatste verschuldigde in de bij de verpachting der generale middelen van Coevorden uitgekeerde strijkgelden; 1773/4
Datering:
1773/4
NB:
Volgens eene overeenkomst van Drente met de generaliteit (resolutiën Ridderschap en Eigenerfden dd. 12 Januari 1694, zie de noot bij Inv. No. 1016) zou de laatste 3/5 genieten van de generale middelen van Coevorden.
In 1743 werd voor die middelen een strijkgeld ten bate der hoogers ingevoerd; de landschapssecretaris betaalde dit uit en ontving in 1749 en in 1753 3/5 van den Raad van State terug. Doch later beschouwde men in 's Gravenhage de zaak anders; en toen de secretaris in 1773 weder restitutie vroeg over 1754 - 1773, werd deze niet alleen geweigerd doch werden tevens de in 1749 en 1753 ten dezen betaalde gelden teruggeëischt. De Staten van Drente protesteerden hiertegen, doch meenden zeer terecht, dat men om zulk eene kleinigheid geen twist moest uitlokken.
Toen nu de Raad van State wel de betaling bleef weigeren doch tevens afzag van zijn gedanen eisch tot terugvordering van het reeds betaalde, berustte Drente hierin doch besloot tevens geen strijkgeld meer uit te keeren (resol. Ridderschap en Eigenerfden d.d. 5 Mei 1774).
In 1743 werd voor die middelen een strijkgeld ten bate der hoogers ingevoerd; de landschapssecretaris betaalde dit uit en ontving in 1749 en in 1753 3/5 van den Raad van State terug. Doch later beschouwde men in 's Gravenhage de zaak anders; en toen de secretaris in 1773 weder restitutie vroeg over 1754 - 1773, werd deze niet alleen geweigerd doch werden tevens de in 1749 en 1753 ten dezen betaalde gelden teruggeëischt. De Staten van Drente protesteerden hiertegen, doch meenden zeer terecht, dat men om zulk eene kleinigheid geen twist moest uitlokken.
Toen nu de Raad van State wel de betaling bleef weigeren doch tevens afzag van zijn gedanen eisch tot terugvordering van het reeds betaalde, berustte Drente hierin doch besloot tevens geen strijkgeld meer uit te keeren (resol. Ridderschap en Eigenerfden d.d. 5 Mei 1774).
Omvang:
1 dossier
laatste wijziging 09-01-2015
laatste wijziging 23-02-2023
4.430 beschreven archiefstukken
1.016 gedigitaliseerd
totaal 99.920 bestanden
Kenmerken
Datering:
1344-1815
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0001 Oude Staten archieven, 1344-1815
VERKORT:
NL-AsnDA, 0001
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0001 Oude Staten archieven, 1344-1815
VERKORT:
NL-AsnDA, 0001
Categorie:
laatste wijziging 23-02-2023
4.430 beschreven archiefstukken
1.016 gedigitaliseerd
totaal 99.920 bestanden