U kunt via onze reserveringstool een afspraak inplannen en aangeven welke archiefstukken u op dat moment wilt inzien.
1.1. Organisatie en taken (Drents Archief)
0117 Plaatselijke Kamers van Koophandel en Fabrieken te Meppel
0117
Plaatselijke Kamers van Koophandel en Fabrieken te Meppel
Inventaris
1. Inleiding
1.1. Organisatie en taken
0117 Plaatselijke Kamers van Koophandel en Fabrieken te Meppel
1. Inleiding
1.1.
Organisatie en taken
laatste wijziging 23-09-2021
De taken van de Kamers van Koophandel en Fabrieken bestonden uit het geven van inlichtingen en adviezen, het doen van voorstellen aan de overheden op het gebied van handel en nijverheid en tevens het behartigen van de belangen van de ondernemingen in hun gebied. Deze taken werden bij de Wet van 26 maart 1920, Stb. nr. 152, uitgebreid met o.a. het beheer van het Handelsregister, het stichten en beheren van inrichtingen ten dienste van handel en nijverheid, en het verlenen van subsidies aan instellingen die een algemeen belang van handel en nijverheid bevorderen.
De belangrijkste besluiten en wetten aangaande de Kamers van Koophandel en Fabrieken waren:
Besluit van 9 november 1851, Stb. nr. 142.
In werking op 1 april 1852.
Het werkgebied van een Kamer van Koophandel lag binnen de gemeentegrenzen. Het aantal leden van de Kamer werd bepaald door de Koning. Zij werden gekozen uit fabrieksbestuurders door kooplieden en fabrikanten die voor een bepaald bedrag in de patentbelasting waren aangeslagen. De zittingsperiode was drie jaar en jaarlijks trad een derde gedeelte van de leden af. De voorzitter en vice-voorzitter werden uit en door de leden gekozen. De secretaris werd benoemd door de Kamer en kon tevens daarvan lid zijn. De Kamer verkreeg haar inkomsten van het gemeentebestuur bij wie tevens de begroting moest worden ingediend. Rekening en verantwoording over de inkomsten en uitgaven moest eveneens aan het gemeentebestuur worden afgelegd.
In werking op 1 april 1852.
Het werkgebied van een Kamer van Koophandel lag binnen de gemeentegrenzen. Het aantal leden van de Kamer werd bepaald door de Koning. Zij werden gekozen uit fabrieksbestuurders door kooplieden en fabrikanten die voor een bepaald bedrag in de patentbelasting waren aangeslagen. De zittingsperiode was drie jaar en jaarlijks trad een derde gedeelte van de leden af. De voorzitter en vice-voorzitter werden uit en door de leden gekozen. De secretaris werd benoemd door de Kamer en kon tevens daarvan lid zijn. De Kamer verkreeg haar inkomsten van het gemeentebestuur bij wie tevens de begroting moest worden ingediend. Rekening en verantwoording over de inkomsten en uitgaven moest eveneens aan het gemeentebestuur worden afgelegd.
Besluit van 11 augustus 1859, Stb. nr. 80
De zittingsperiode werd nu vier jaar en om de twee jaar trad de helft van het aantal leden af.
De zittingsperiode werd nu vier jaar en om de twee jaar trad de helft van het aantal leden af.
Wet van 26 maart 1920, Stb. nr. 152
In werking op 15 maart 1921.
Geheel Nederland werd ingevolge deze wet ingedeeld in districten, waar een Kamer werd gevestigd. Bij de indeling werd geen rekening gehouden met provinciegrenzen. De overheid was bij de indeling uitgegaan van economisch-geografische eenheden, d.w.z. van gebieden, die qua structuur een zekere samenhang en verwantschap op economisch gebied vertoonden * . Het aantal leden werd bepaald door de Kroon. Uit de afdelingen klein- en grootbedrijf kwamen elk evenveel leden. Zij werden gekozen door de ingeschrevenen in het Handelsregister. De zittingsperiode was vier jaar en om de twee jaar trad de helft af. De algemene voorzitter werd uit en door de leden gekozen. De twee vice-voorzitters waren tevens voorzitter van de beide afdelingen. De secretaris was geen lid van de Kamer maar had wel een raadgevende stem in de vergaderingen. De Kamer verkreeg inkomsten uit het Handelsregister. De begroting en rekening en verantwoording over de inkomsten en uitgaven moesten worden ingediend bij de minister van Landbouw, Nijverheid en Handel.
In werking op 15 maart 1921.
Geheel Nederland werd ingevolge deze wet ingedeeld in districten, waar een Kamer werd gevestigd. Bij de indeling werd geen rekening gehouden met provinciegrenzen. De overheid was bij de indeling uitgegaan van economisch-geografische eenheden, d.w.z. van gebieden, die qua structuur een zekere samenhang en verwantschap op economisch gebied vertoonden * . Het aantal leden werd bepaald door de Kroon. Uit de afdelingen klein- en grootbedrijf kwamen elk evenveel leden. Zij werden gekozen door de ingeschrevenen in het Handelsregister. De zittingsperiode was vier jaar en om de twee jaar trad de helft af. De algemene voorzitter werd uit en door de leden gekozen. De twee vice-voorzitters waren tevens voorzitter van de beide afdelingen. De secretaris was geen lid van de Kamer maar had wel een raadgevende stem in de vergaderingen. De Kamer verkreeg inkomsten uit het Handelsregister. De begroting en rekening en verantwoording over de inkomsten en uitgaven moesten worden ingediend bij de minister van Landbouw, Nijverheid en Handel.
Besluit van 25 november 1941, Stb. nr. 223
In werking op 1 april 1942.
Het werkgebied van de Kamer werd nu provinciaal. Het aantal leden werd bepaald door de secretaris- generaal van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, in overleg met het bedrijfsleven. Zij vormden de Raad van Bijstand. De leden daarvan werden gekozen door de voorzitter en werden voor één jaar benoemd. De voorzitter werd benoemd door de secretaris-generaal en vormde samen met twee plaatsvervangende voorzitters het dagelijks bestuur. De algemene secretaris, die door één of meer adjunct- secretarissen kon worden bijgestaan, werd door de voorzitter in overleg met de secretaris-generaal benoemd. De inkomsten van de Kamer werden verkregen uit het Handelsregister en de begroting en rekening en verantwoording over de inkomsten en uitgaven moesten bij de secretaris-generaal worden ingediend.
In werking op 1 april 1942.
Het werkgebied van de Kamer werd nu provinciaal. Het aantal leden werd bepaald door de secretaris- generaal van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, in overleg met het bedrijfsleven. Zij vormden de Raad van Bijstand. De leden daarvan werden gekozen door de voorzitter en werden voor één jaar benoemd. De voorzitter werd benoemd door de secretaris-generaal en vormde samen met twee plaatsvervangende voorzitters het dagelijks bestuur. De algemene secretaris, die door één of meer adjunct- secretarissen kon worden bijgestaan, werd door de voorzitter in overleg met de secretaris-generaal benoemd. De inkomsten van de Kamer werden verkregen uit het Handelsregister en de begroting en rekening en verantwoording over de inkomsten en uitgaven moesten bij de secretaris-generaal worden ingediend.
laatste wijziging 11-10-2021
658 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 1 bestand
Kenmerken
Datering:
1852-1980
Beschrijving:
Plaatselijke Kamers van Koophandel en Fabrieken te Meppel etc. 1852-1922, en van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Drenthe te Meppel 1922-1950 (1980)
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0117 Plaatselijke Kamers van Koophandel en Fabrieken te Meppel
VERKORT:
NL-AsnDA, 0117
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0117 Plaatselijke Kamers van Koophandel en Fabrieken te Meppel
VERKORT:
NL-AsnDA, 0117
Categorie:
laatste wijziging 11-10-2021
658 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 1 bestand