De gemeenteraad van Meppel besloot op 10 december 1851 over te gaan tot het instellen van een Kamer. Bij besluit van 18 februari 1852 werd de instelling van deze Kamer vastgesteld door de koning (Provinciaal Blad van Drenthe, no. 10). De vijf leden van de Kamer werden op 6 april 1852 door 90 kiesgerechtigden, d.w.z. zij die voor een bedrag van ¿ 15 in de patentbelasting waren aangeslagen, gekozen. De Kamer kwam voor het eerst bijeen op 29 mei 1852 *  . Er werd vergaderd ten huize van de secretaris, die geen lid van de Kamer was. Vanaf 1 januari 1854 mocht de Kamer gebruik maken van één van de lokalen van het nieuwe gemeentehuis te Meppel *  . De vergaderingen waren niet openbaar, maar in november 1873 besloot de Kamer dat de vergaderingen vanaf januari 1874 openbaar zouden zijn; maar indien één van de leden of de voorzitter dit wilde, werd achter gesloten deuren vergaderd. Het reglement van orde werd in die zin gewijzigd *  . Na herhaalde verzoeken, o.a. in 1852 en 1854, om uitbreiding van het aantal leden van vijf naar zeven, werd hieraan pas gehoor gegeven bij KB van 22 februari 1861, nr. 123 *  . Volgens KB van 16 maart 1922 werd deze Kamer met ingang van 1 april 1922 ontbonden om op te gaan in de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Drenthe.