Het district van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Drenthe bestond uit de Drentse gemeenten Assen, Beilen, Borger, Dalen, Diever, Dwingeloo, Emmen, Havelte, Hoogeveen, Meppel, Nijeveen, Norg, Odoorn, Oosterhesselen, Rolde, Ruinen, Ruinerwold, Schoonebeek, Sleen, Smilde, Vledder, Vries, Westerbork, De Wijk en Zweeloo. Ook de Overijsselse gemeenten Giethoorn, Staphorst, Steenwijk, Steenwijkerwold, Wanneperveen en Zwartsluis behoorden tot het district van de Drentse Kamer.

De gemeenten Anloo, Gasselte, Gieten en Zuidlaren behoorden tot de Kamer van Koophandel voor de Veenkoloniën te Veendam.

De gemeenten Eelde, Peize en Roden behoorden tot de Kamer van Koophandel voor Groningen te Groningen.

De gemeente Coevorden behoorde tot de Kamer van Koophandel voor Noordelijk Overijssel te Zwolle.

In 1918 kwam een wet tot stand betreffende het Handelsregister (Stb. nr. 493) en in 1920 een wet op de Kamers van Koophandel en Fabrieken (Stb. nr. 152). Deze laatste wet kwam mede tot stand op initiatief van de Kamer van Koophandel te Meppel *  . Het beheer van het Handelsregister, waarin iedere zaak (d.w.z. de zaak of onderneming van een koopman, een NV of een coöperatieve vereniging) ingeschreven diende te worden en die het gehele land moest omvatten, werd bij voorbaat reeds opgedragen aan de nieuwe regionale Kamers van Koophandel, welke ingevolge de in 1918 nog ontwerp van wet zouden ontstaan. Ingevolge artikel 26 van de wet op de Kamers van Koophandel en Fabrieken van 1920 werd de inrichting van het Handelsregister, het opmaken van de kiezerslijst voor en de verdere regeling van de eerste verkiezing en de eerste samenkomst van de nieuwe Kamer in handen gesteld van een commissie voor de nieuwe Kamer, de Commissie van Voorbereiding.

Deze commissie voor Drenthe werd benoemd bij KB van 14 oktober 1920 en bestond uit vijf leden, waarvan twee leden uit de Kamer van Koophandel te Meppel en uit de Kamers van Koophandel van Hoogeveen, Assen en Steenwijk elk één lid. Tevens werd er een secretaris benoemd. De werkzaamheden van deze commissie begonnen te Meppel in een van de zalen van Tivoli. Op 20 februari 1921 verhuisde de secretaris met zijn bureau naar Assen, welke plaats bij KB van 17 augustus 1920 (Stb., nr. 71) was aangewezen als zetel van de nieuwe Kamer, hoewel de meerderheid van de commissie van mening was dat de vestigingsplaats Meppel behoorde te zijn. De commissie bleef dan ook te Meppel vergaderen. De verkiezingen voor de nieuwe Kamer vonden plaats in februari 1921 en op 15 maart 1921 traden de Handelsregisterwet en de Wet op de Kamers van Koophandel in werking. Bij KB van 26 maart 1922 werd bepaald dat de plaatselijke Kamers van Koophandel te Meppel, Hoogeveen, Assen en Steenwijk met ingang van 1 april 1922 werden ontbonden en de nieuwe Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Drenthe begon haar werkzaamheden op dezelfde datum. Op 5 april 1922 werd de Kamer te Assen in het gemeentehuis geïnstalleerd.

De Kamer bestond uit 22 leden, van wie 11 leden uit de afdeling kleinbedrijf en 11 leden uit de afdeling grootbedrijf. Zij werden gekozen uit en door de ingeschrevenen in het Handelsregister volgens een evenredige vertegenwoordiging van groepen van belanghebbenden. Deze 22 leden vormden de Algemene Vergadering. Het dagelijks bestuur werd gevormd door de voorzitter van de Algemene Vergadering met twee vice-voorzitters en de secretaris. Verder werden er een aantal commissies gevormd, waarvan de Commissie voor Financiën, bestaande uit het dagelijks bestuur en drie leden uit de Algemene Vergadering er één was. Het dagelijks bestuur en de commissie voor financiën vergaderden meestal samen.

De vestigingsplaats was Assen, maar werd, hoewel de meningen daarover verdeeld waren, bij KB van 23 september 1922 Meppel, waar de Kamer plaats kreeg in het Wheemgebouw.