In 1961 besloot de regering de ontginning van woeste grond tot het uiterste te beperken *  . Wel moesten deze gronden blijven dienen als mogelijkheid om aanvullende werken uit te voeren, wat in de praktijk betekende dat er een recreatieve bestemming aan gegeven werd. Aangezien de maatschappij in het verleden haar sporen verdiend had met de uitvoering van ontginningswerken in het kader van de bestrijding van de werkloosheid, was men er van regeringszijde van overtuigd dat ze een zeer nuttige taak zou kunnen hebben bij het uitvoeren van werken gelegen op het terrein van de recreatie, met als doel werkloze arbeiders werk te verschaffen *  . Op 12 juni 1963 vond een statutenwijziging plaats *  waarbij de doelstelling van de maatschappij werd gewijzigd en als volgt kwam te luiden: "Het bevorderen van algemene, sociale en economische belangen in het noorden en oosten van het land. Zij tracht dit doel te bereiken door het doen of doen laten uitvoeren van werkzaamheden voor het scheppen of verbeteren van recreatiegelegenheid in de breedste zin, zowel te land als te water, met inbegrip van de ontsluiting van recreatiegebieden, alsmede het aanbrengen van uit landschappelijk oogpunt wenselijke beplantingen, het tot stand brengen van bebossingen, en voorts het verbeteren of ontginnen van gronden, met inbegrip van eventueel nodige exploitatie of verpachting. Te dien einde zal zij bereid zijn ook voor derden te fungeren als opdrachtgevend, beherend en adviserend lichaam."

Ook de naam werd gewijzigd en wel van N.V. Ontginningsmaatschappij "De Drie Provinciën" in N.V. "De Drie Provinciën". De samenstelling van de Raad van Commissarissen werd aangepast aan de nieuwe doelstelling van de maatschappij. De ministeries van Sociale Zaken, Financiën, Onderwijs Kunsten en Wetenschappen en Landbouw & Visserij kregen het recht ieder een commissaris te benoemen. Daarnaast maakten twee leden van het College van Gedeputeerde Staten uit elk der provincies Friesland, Groningen en Drenthe deel uit van de Raad van Commissarissen, waarbij één lid zich in het bijzonder bezig hield met zaken betreffende de recreatie en het andere lid zaken aangaande de werkgelegenheid in de betrokken provincie behartigde.