De oudste zoon van J.S. von Heiden, Friedrich Johann Sigismund (1696-1769) erfde Ootmarsum en werd daarmee de stamvader van de oudere tak Nederlandse Van Heidens. Hij werd, samen met zijn jongere broer Alexander Carel (1709-1776), de stamvader van de jongere tak, in 1767 verheven tot rijksgraaf. Beide broers drongen door tot de kringen van het stadhouderlijk hof, F.J.S. van Heiden als een dergenen belast met de opvoeding van de Oranjewezen, A.C. van Heiden als kamerjonker en kamerheer van Prins Willem IV en grootkamerheer van diens weduwe. Of deze aanzienlijke taken mede voortkwamen uit bijzondere verdiensten van hun vader, blijkt vooralsnog niet.

F.J.S. van Heiden, landdrost van Twenthe van 1754 tot 1769, huwde Eleonora Henrietta Mauritia gravin van Hompesch, uit welk huwelijk twee zoons sproten, Sigismund Vincent Lodewijk Gustaaf (1731-1790) en Reinhard Adriaan Carel Wilhelm (1732-1784?). De laatste was kamerjonker van Prinses-Gouvernante Anna en kamerheer van Prins Willem V, en ontleende zijn invloed aan een Utrechtse basis: door koop eigenaar van de Ridderhofstad Rijnestein (ook: Reinestein) onder Jutphaas, kanunnik van St. Jan, geëligeerd raad, gecommitteerde wegens Utrecht ter Generaliteitsrekenkamer en ter Admiraliteit van Noord-Holland. Zijn laatste kwaliteit was gezant te Berlijn (1774).

Zijn oudere broer S.V.L.G. van Heiden Hompesch zette de Overijsselse familietraditie voort. De naamswijziging in Van Heiden Hompesch was een uitvloeisel van het feit dat zijn moeders oom Reinhard Vincent graaf van Hompesch, heer van Stevensweert en Ohé en Laak en luitenant-generaal der Staatse cavalerie, hem tot universeel erfgenaam had aangesteld, vermoedelijk onder een beding van behoud van de naam Van Hompesch. Toen in 1767 zijn vader en oom tot rijksgraven werden verheven, ontstonden er tenminste moeilijkheden met de keizerlijke kanselarij over de veronachtzaamde erkenning van de naam Van Heiden Hompesch. S.V.L.G. van Heiden Hompesch volgde zijn vader op als landdrost van Twenthe, werd in 1784 met dezelfde functie in Salland belast en was commandeur der Duitse Orde te Schoonhoven. Hij huwde Anna Sophia Dorothea rijksvrijvrouwe von Riedesel zu Eisenbach und Hermannsburg (1726-1803), over wier nalatenschap een zeer gecompliceerde kwestie ontstond, mede als gevolg van de ernstige bezwaring van het Huis Ootmarsum. Nog in 1842 zijn naweeën van de kwestie waarneembaar.

De volgende stamhouder, Anne Willem Carel rijksgraaf van Heiden Hompesch (1755- 1807), is veel minder tot vaderlandse prominentie gekomen. Hij lijkt de blik vooral naar het Bentheimse te hebben gewend, maar uit het archief wordt men daarvan niet veel gewaar. Uit zijn huwelijk met Isabella Carolina Sophia Wilhelmina rijksvrijvrouwe von Weitolshausen genannt Schrautenbach (ovl. 1850) sproot een dochter, Anna Sophia Dorothea (1709-1869), die in het huwelijk trad met haar "neef" S.J. van Heiden Reinestein. Hoewel door dit huwelijk de tak Van Heiden (Hompesch) tot Ootmarsum in laatste instantie tot de tak Van Heiden (Reinestein) komt te staan in de verhouding van een geparenteerde familie, heb ik om der wille van de overzichtelijkheid van dienovereenkomstige behandeling van de stukken afgezien en de voorkeur gegeven aan een rangschikking volgens het principe staak-, tak- en/of generatiegewijs naar geboortevolgorde.