Op het dieptepunt van de crisistijd, en vooral ook omdat de regering geen maatregelen nam om de noodlijdende landbouw te helpen, werd omstreeks 1931 de basis gelegd voor de oprichting van de Drentse Boerenbond, waaruit in 1934 de Nationale Bond Landbouw en Maatschappij is ontstaan. Deze bonden richtten zich niet op technische landbouwverbeteringen, zoals het DLG, maar meer op economische belangen, waarbij zij ook langs politieke weg deze belangen probeerden te behartigen. Landbouw en Maatschappij had zijn bakermat in Drenthe en vond er ook een grote aanhang. Leden van het DLG waren grotendeels ook lid van Landbouw en Maatschappij. Het was een oppositiepartij, zonder uitvoerende taak, die zich derhalve beperkte tot het uitoefenen van kritiek op regeringsmaatregelen en op de landbouwcrisis. De voormannen van het DLG en hun taak werden ook regelmatig aan felle kritiek onderworpen en pogingen tot samenwerking leverden weinig resultaat op. De toon van "Landbouw en Maatschappij", het officiële orgaan van de Nationale Bond Landbouw en Maatschappij, en die van het "Drentsch Landbouwblad" van het DLG waren ook principieel verschillend.

Tegen het einde van de dertiger jaren kwamen bij verkiezingen NSB-ers in het hoofd- en dagelijks bestuur van Landbouw en Maatschappij te zitten. Toen de Duitsers op 10 mei 1940 ons land binnenvielen verscheen de dag erna het "Agrarisch Nieuwsblad" (waarin "Landbouw en Maatschappij" was opgenomen) geheel in nationaal- socialistische geest. Veel Drentse boeren zagen toen pas dat zij door valse profeten waren geleid. Landbouw en Maatschappij ging een fusie aan met het Boerenfront van de NSB, waaruit het Agrarisch Front werd gevormd. Veel Drentse boeren weigerden het lidmaatschap.

Het DLG werd steeds gedwarsboomd door de leiders van het Agrarisch Front. Na een verzoek van NSB- zijde tot samenwerking in de Nederlandse Landstand, dat door het DLG werd afgewezen, werd tijdens een gecombineerde vergadering tussen NSB en DLG deze samenwerking geëist. De voorzitter wist echter een uitspraak van het Hoofdbestuur, dat wellicht in meerderheid tot deze samenwerking bereid was, te voorkomen door zich te beroepen op de zeggenschap van de Algemene Vergadering. Kort na deze vergadering werd het DLG door middel van een verordening van de NSB op 25 november 1941 bij de Landstand aangesloten *  . Deze verplichte aansluiting had de praktische opheffing van het DLG tot gevolg. Nadat de voorzitter, H. Meijeringh, op 1 januari 1942 zijn functie al had neergelegd, werd eind januari aan de afdelingen bekend gemaakt dat per 1 februari ook de secretaris, J. Homan, zijn werkzaamheden zou beëindigen. Laatstgenoemde trad, samen met het grootste deel van het personeel, in dienst van de Grondkamer voor Drenthe, het voormalig Pachtbureau dat een zelfstandige instantie was geworden. Het Landbouwhuis aan de Oostersingel te Assen, in 1938 door het DLG aangekocht, werd in 1942 door de Landstand in beslag genomen. De bezittingen van het DLG werden geannexeerd. Het Boekhoudbureau van het DLG werd door de Landstand aan twee voormalige medewerkers van het DLG in eigendom overgedragen. Het Drentse Landbouwblad verscheen na 1 januari 1942 niet meer *  .