U kunt via onze reserveringstool een afspraak inplannen en aangeven welke archiefstukken u op dat moment wilt inzien.

1.3.3. Voorlichting en onderwijs (Drents Archief)

Uw zoekacties: Drents Landbouw Genootschap

0225 Drents Landbouw Genootschap

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1.3. Diensten en activiteiten
1.3.3. Voorlichting en onderwijs
0225 Drents Landbouw Genootschap
1. Inleiding
1.3. Diensten en activiteiten
1.3.3.
Voorlichting en onderwijs
Voorlichting aan de leden was een belangrijke taak van het Genootschap. Van begin af aan werden door bestuurs- en medeleden op Algemene Vergaderingen verhandelingen gehouden over nieuwe landbouwmethoden, proefnemingen, de bremcultuur, de wateroverlast, aardappelziekte enz. *  . Reeds in 1856 werd gesproken over het uitgeven van een Almanak. Waarschijnlijk is deze in een zestal jaargangen verschenen, terwijl later de Starings Almanak met inleg van een eigen ledenlijst werd toegezonden. In 1860 werd voor het eerst gesproken over een maandblad voor de landbouw *  .
Naar aanleiding van een lezing van de voorzitter over het bemestingsvraagstuk werd uitvoerig gediscussieerd over de wijze waarop deze nieuwe landbouwwetenschap aan de boeren kon worden doorgegeven. Overwogen werd of men met rijkssubsidie een landbouwschool zou kunnen stichten. In deze discussie werd erop gewezen dat in Brabant en Limburg zogenaamde "wandelleraren" bestonden, die 's winters lezingen hielden voor de boeren. Kennelijk heeft deze laatste oplossing de meeste weerklank gevonden, want in 1875 werd ook in Drenthe een "wandelleraar" aangesteld.
Aan het Hoofdbestuur werd opgedragen een onderzoek in te stellen naar het landbouwonderwijs op lagere scholen in Friesland. Ook werd de scheikundeleraar aan de HBS te Assen benaderd met het verzoek om een 14- daagse cursus landbouwscheikunde te geven aan onderwijzers *  . In Friesland werden de eerste vakscholen opgericht. Voor Drenthe bleef het onderwijs voorlopig nog een zorgelijke zaak, zodat men in 1891 financiële tegemoetkomingen in het vooruitzicht stelde voor Drentse leerlingen aan de tuinbouwvakschool te Frederiksoord en de Zuivelschool te Bolsward. Pas in 1893 werd met rijkssubsidie te Beilen de eerste winteravond-landbouwcursus gegeven *  . Het voorstel van de Maatschappij van Nijverheid in Groningen tot de oprichting van een rijkslandbouwschool werd door het DLG gesteund *  . Maar al kwam het landbouwonderwijs in de laatste decennia van de 19e eeuw op gang, men kon het toch niet eens worden over de vraag wat de beste methode van onderwijs was: landbouwkunde op lagere scholen of aparte landbouwscholen *  .
Door Gedeputeerde Staten van Drenthe werd in 1890 subsidie verstrekt voor de aanleg van proefvelden, ter vergelijking van verschillende aardappelrassen en voor mestproeven. Als eis werd gesteld dat deze velden onder wetenschappelijke leiding kwamen te staan. Hierop verzocht het DLG het rijk in de kosten te delen van de aanstelling van een landbouwconsulent voor Drenthe. In 1891 werd H. Hasselman benoemd tot landbouwconsulent voor Drenthe. Hij werd ook belast met het houden van landbouwlezingen *  . In 1895 werd hij opgevolgd door J. Elema, die als landbouwconsulent en landbouwleraar de landbouw in Drenthe krachtig zou stimuleren *  . Van het Hoofdbestuur kreeg hij meerdere opdrachten en in 1904 werd hij tot adviserend lid benoemd.
Het onderwijs op scholen waar men landbouwkundige ontwikkeling kon krijgen werd door het DLG aangemoedigd en gesteund. In 1893 werd door het Genootschap, met rijkssubsidie, naast de al genoemde winteravondlandbouwcursus eveneens een cursus paardenkennis, hoefbeslag en zuivelbereiding gegeven. In 1910 werd in Meppel de eerste rijkslandbouwwinterschool gesticht, in 1916 gevolgd door de oprichting van eenzelfde school in Emmen, een ontwikkeling die werd gestimuleerd door het DLG *  . Na de Eerste Wereldoorlog kwamen de landbouwscholen van de grond, waarvoor het DLG eveneens bij het rijk had gepleit. In 1932 kwam er een soortgelijke school in Dwingeloo, in 1933 in Borger en in 1937 in Westerbork *  .
In het jaarverslag van 1915 werd voor het eerste gesproken over landbouwhuishoudonderwijs *  . In Meppel werd in dat jaar de eerste cursus in landbouwhuishoudkunde voor vrouwelijke leerlingen gegeven. In 1924 en 1927 werden de eerste landbouwhuishoudscholen gesticht, respectievelijk in Emmen en Assen *  .
In 1917 verscheen de eerste uitgave van het Drentsch Landbouwblad. Al tientallen jaren was er sprake van de uitgave van een landbouwblad, zonder dat dit echter tot resultaten had geleid. In de Algemene Vergadering van november 1915 werd door de waarnemend secretaris van het DLG, E. Derks Hzn., de wens opnieuw naar voren gebracht om in Drenthe een landbouwblad uit te geven. Zodoende zou de Drentse landbouwer nog meer voorlichting krijgen. Het Hoofdbestuur benoemde hierop een commissie van onderzoek naar de wenselijkheid van een voorlichtingsblad in Drenthe. In deze commissie hadden o.a. zitting E. Derks Hzn., de rijkslandbouwconsulent J. Elema en de rijkszuivelconsulent C. van Weijdom Claterbos. De commissie kwam op 22 december 1915 voor het eerst bijeen. Een der conclusies van het onderzoek was dat de uitgave van een blad voor het DLG met te hoge kosten gepaard zou gaan, in verband met het betrekkelijk geringe aantal lezers. Het DLG heeft zich toen met de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Drenthe en de Coöperatieve Landbouwbank en Handelsvereniging te Meppel verenigd in de N.V. Drentsch Landbouwblad *  . Deze vorm bleef gehandhaafd tot januari 1947. Toen ging het Drents Landbouwblad korte tijd geheel over in handen van het DLG. Vanaf juni 1947 verschijnt het in de Landbode-combinatie van de Stichting Landbouwpers.
In 1922 en 1923 werden een tweetal bureaus door het DLG opgericht, waardoor dienstverlening en voorlichting aan de leden belangrijk werden uitgebreid. Het Rechtskundig Bureau, opgericht in 1922, gaf leden advies op juridisch gebied en trad bemiddelend op bij onderlinge geschillen *  .
In 1915 ontwierp het DLG een algemene boekhouding voor landbouwers, die in de vorm van boekjes aan de leden beschikbaar werd gesteld. Tevens werd een uniforme boekhouding ontworpen voor de aankoopverenigingen en een Commissie voor Landbouwboekhouden ingesteld. Dit laatste gebeurde in 1923 en hieruit kreeg het Boekhoudbureau gestalte *  .
Zoals vele sectoren van de maatschappij heeft ook het onderwijs na de Tweede Wereldoorlog een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Naast het landbouwonderwijs heeft met name het landbouwhuishoudonderwijs een grote bloei gekend. Het DLG heeft na 1945 in overleg met vele instanties een plan opgezet om tot oprichting te komen van landbouwhuishoudscholen in diverse plaatsen in Drenthe. In een tiental jaren verrezen er 11 nieuwe scholen *  . Na de oorlog zijn er in Drenthe ook nog landbouwscholen gesticht, in een ' toen zeer begrijpelijk ' streven elk dorp zijn eigen school te geven. In 1947 werd de rijks lagere landbouwschool te Roden aan het DLG toegewezen. In datzelfde jaar werd aan het DLG toestemming verleend tot de stichting van lagere landbouwscholen in Oosterhesselen, Havelte en Dalen.
In de zestiger jaren viel echter een constante teruggang in de leerlingenbezetting te constateren, zodat de Commissie Landbouwonderwijs in 1964 aan het DLG (die de meeste landbouwscholen inmiddels in beheer had) een saneringsplan voorlegde *  . Het aantal DLG-scholen werd hierbij van 12 teruggebracht tot 5, namelijk in Beilen, Emmen, Meppel, Roden en Rolde. In latere jaren zouden ook van deze nog enkele worden opgeheven *  .
In vele plaatsen werden nog cursussen gegeven, waaronder kadercursussen, ter opleiding van leerkrachten en specialisten. Aan de voorlichting aan de werkgevers werd speciale aandacht besteed.
Eind 1957 besloot het bestuur van het DLG aandacht te gaan schenken aan de agrarisch-sociale voorlichting in streekverbeteringsgebieden. Dit hield in dat in groepsverband veranderingen in de landbouw en het bevorderen van een goede aanpassing van de landbouwer aan deze veranderingen werden besproken. Het jaar 1958 gold als een aanloopperiode tot diverse activiteiten in latere jaren. In 1960 werd een speciale kracht aangetrokken die met de uitvoering van de agrarisch-sociale voorlichting werd belast. In 1963 werd een voorlichtster benoemd die zich ging bezighouden met agrarisch-sociale voorlichting aan plattelandsvrouwen *  .
In 1958 werd door een tweetal leraressen van landbouwhuishoudscholen voorlichting gegeven in streekverbeteringsgebieden, waarbij het accent op het beheer van de huishouding lag *  . In de loop der jaren heeft deze vorm van voorlichting zich enorm uitgebreid. In de tweede helft van de zestiger jaren werd de huishoudelijke voorlichting een onderdeel van de derde en jongste voorlichtingstak, de economisch-sociale voorlichting *  . Deze richt zich tot het individuele boerengezin, met name met betrekking tot de financiële verhouding in bedrijf en gezin *  .
Volgens artikel 2 van het reglement van 1844 trachtte het Genootschap zijn doel te bereiken door de volgende middelen:
1. Onderlinge mededelingen en gesprekken der leden op de vergaderingen.
2. Het inwinnen van belangrijke berichten.
3. Het ter beantwoording voorstellen van vragen over belangrijke, de landbouw betreffende onderwerpen.
4. Het uitloven en uitdelen van premies voor belangrijke proeven, gewichtige geschriften en het best gekeurde vee.
5. Het lezen van over de landbouw handelende nuttige voorschriften *  .
In de praktijk kwamen de voornaamste werkzaamheden neer op:
1. Het jaarlijks organiseren van een veetentoonstelling.
2. Het stimuleren van de paardenfokkerij in Drenthe.
3. Het geven van voorlichting aan de leden.

Kenmerken

Datering:
1844-1981
Beschrijving:
Drents Landbouw Genootschap 1844-1965
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0225 Drents Landbouw Genootschap
VERKORT:
NL-AsnDA, 0225
Categorie:
  • Zonder categorie