De archiefbescheiden van de familie Oosting die in deze inventaris zijn beschreven, zijn op verschillende tijdstippen overgedragen aan het Rijksarchief in Drenthe te Assen. In 1905 werd door Hendrik Jan Oosting, een collectie ambtelijke familiepapieren geschonken "voor het merendeel afkomstig van 's schenkers overgrootvader Jan Haak Oosting" *  . Een tweede schenking werd gedaan door Caspar Everhard Oosting in 1906 en betrof stukken afkomstig van zijn grootvader van moeders zijde Georg Oosting en wel in het bijzonder diens functie van commissaris tot het werk der verpondingen in het arrondissement Hoogeveen. Daarnaast werd in datzelfde jaar een archiefstuk geschonken met betrekking tot het huis "Vrederust" te Hoogeveen *  . In 1969 werd een schenking gedaan door mevrouw A.H. Wageningen-Oosting te Woubrugge. Het waren stukken met betrekking tot verschillende leden van de familie Oosting over de jaren 1587-1906 *  .

Tenslotte het eigenlijke familiearchief. Dit was een legaat van Hendrik Jan Marie Oosting. Na zijn overlijden in 1966 kwamen alle in zijn bezit zijnde familiepapieren met een portretten- en fotoverzameling aan het Provinciaal Museum te Assen. Het museum behield de portrettenverzameling doch droeg het archief met de fotoverzameling in 1970 aan het rijksarchief over. Deze collectie familiepapieren betreft het grootste gedeelte van de hierna beschreven stukken *  . In 1973 werd een laatste aanwinst verkregen, namelijk een aantekenboekje van Hendrik Jan Oosting (1842-1915), oorspronkelijk behorende bij de stukken die in 1966 werden nagelaten aan het Provinciaal Museum doch niet overgedragen in 1970 door het museum aan het rijksarchief *  . De archiefstukken welke in 1905 en 1906 werden geschonken, zijn in 1921 opgenomen in het archieffonds "Ambtenaren en Particulieren". Omdat deze stukken echter betrekking hadden op leden van de familie die in deze inventaris werden beschreven, zijn ze uit die verzameling genomen en hebben ze, na te zijn voorzien van een nieuwe beschrijving, een plaats gekregen in deze inventaris. Een concordans geeft aan waar deze stukken zich in deze inventaris bevinden.

De inventaris van het archief van de familie Oosting was reeds, op de index na, gereed toen in november 1974 een nieuwe aanwinst werd verworven. De heer E. Pelinck uit Norg schonk het rijksarchief in Drenthe verschillende ambtelijke archiefstukken welke in het verleden aan Jan Haak Oosting toebehoorden. Omdat de inschrijvingen in een der archiefstukken, te weten het register van declaratiën (inv.nr. 83a) dat door Jan Haak Oosting als advocaat over de jaren 1776-1785 werd bijgehouden, door een andere advocaat, van wie de naam niet is vast te stellen, over de jaren 1828-1840 werden voortgezet, is het mogelijk dat dit register tezamen met de tot deze aanwinst behorende archiefbescheiden ná 1828, in welk jaar J.H. Oosting overleed, in handen van deze advocaat is gekomen. Hieromtrent is echter geen enkele zekerheid. Volgens een verklaring van de heer Pelinck kwamen deze archiefstukken in het bezit van zijn oom mr. E. Pelinck (1854-1937) met de bedoeling dat ze aan het rijksarchief werden gegeven. Om onbekende redenen werd dit uitgesteld. Nadien kwamen de stukken in bezit van mr. H. Pelinck (1869-1944). Diens zoon, de bovengenoemde heer E. Pelinck, bracht de stukken over naar het rijksarchief.

Bij de inventarisatie bleek dat slechts in een gedeelte van het familiearchief een oude orde aanwezig was. Uit dat gedeelte van het archief dat in 1970 via het provinciaal museum aan het rijksarchief kwam, konden gedeelten worden gelicht waaruit duidelijk bleek dat er enige orde in was gebracht. In het jaarverslag van het provinciaal museum van 1966 *  wordt dit legaat aangeduid als "het perfect geordend familiearchief". Dit "perfect geordend" had in dat geval betrekking op de wijze waarop een groot deel van het archief door Hendrik Jan Oosting (1842-1915) en zijn zoon Adriaan Abraham Oosting (1874-1951) werd verzorgd. Hendrik Jan Oosting deelde de onder hem berustende familiepapieren in per familielid en plaatste ze daarna in archiefdozen met schuiflade. Op de dozen gaf hij door middel van een etiket aan welk familielid het betrof. Met papieren betreffende de aanverwante geslachten ging hij op dezelfde manier te werk. Hendrik Jan Oosting stond op goede voet met enkele ambtenaren van het rijksarchief in Drenthe en een van hen heeft zich bezig gehouden met het inventariseren van de oudste familiepapieren. Hiervan werd een lijst samengesteld welke zich in het familiearchief bevindt *  . Van die beschrijvingen kon, nadat hierin enige verbeteringen waren aangebracht, bij het samenstellen van deze inventaris gebruik worden gemaakt. De zoon van Hendrik Jan Oosting, Adriaan Abraham, ging op dezelfde wijze te werk als zijn vader.

De familiepapieren welke hij onder zich had, hadden betrekking op zijn vader, op hemzelf en zijn beide kinderen Anna Elisabeth Margaretha en Hendrik Jan Marie Oosting. A.A. Oosting gebruikte voor de ordening archiefmappen en voorzag deze van een etiket met daarop de vermelding van het betrokken familielid, diens geboorte- en overlijdensdatum en indien de stukken betrekking hadden op een bepaalde gebeurtenis zoals huwelijk of jubileum, maakte hij hiervan een speciale vermelding. Daarnaast typte hij lijsten waarop per familielid dezelfde gegevens werden vermeld als op de archiefmappen *  . Hoewel de inventarisatie hier verder was doorgevoerd dan bij Hendrik Jan Oosting het geval was, was in beide gevallen de ordening erg onoverzichtelijk en kon de aanwezige orde niet worden gehandhaafd. Het zelfde euvel dat zich bij de door Hendrik Jan Oosting geordende stukken voordeed, was ook bij de door Adriaan Abraham Oosting geordende stukken aanwezig. In beide gevallen was geen rekening gehouden met een onderverdeling naar persoonlijke, ambtelijke en zakelijke stukken.

Deze inventaris is verdeeld in drie hoofdafdelingen. De eerste hoofdafdeling, die stukken van persoonlijke aard bevat, is gesplitst in drie onderafdelingen, namelijk "A. Stukken van genealogische en heraldische aard", "B. Stukken betreffende de familie Oosting" en "C. Stukken betreffende de aanverwante geslachten". Binnen de onderafdeling B zijn de archiefstukken per generatie en binnen die generatie per familielid geordend. Waar dit noodzakelijk was is binnen het laatste onderdeel, dus per familielid, een onderscheid gemaakt naar stukken betreffende het persoonlijke leven, waaronder ook de financiële stukken een plaats hebben gekregen, en de stukken betreffende het ambtelijk en openbaar leven. De reden waarom de ambtelijke stukken niet zijn ondergebracht in een aparte hoofdafdeling "ambtelijke stukken" is wel het feit dat er bij de familie Oosting geen sprake is van opvolging door de opeenvolgende generaties in dezelfde ambten (het is b.v. alleen Jan Haak Oosting geweest die rentmeester der domeinen en ontvanger-generaal was). Wel waren er verschillende familieleden die het "individuele" ambt van b.v. notaris uitoefenden. De ambtelijke stukken zijn dus per persoon geordend en hebben een plaats gekregen onder de desbetreffende persoon.

De onderafdeling C bevat stukken betreffende de aanverwante geslachten. De volgorde van deze aanverwante geslachten is afhankelijk gesteld van het jaar waarin het betrokken geslacht aanverwant raakte aan de familie Oosting en dus zonder onderscheid van het jongste of oudste aanverwante geslacht.

De tweede hoofdafdeling bestaat uit stukken van zakelijke aard. Er zijn weinig zakelijke stukken in dit archief aanwezig. De familie Oosting was een specifieke ambtenarenfamilie en van zakelijk emplooi is nauwelijks sprake. Natuurlijk hadden zij eigen bezittingen zoals de huizen die zij bewoonden *  . De meeste onroerende goederen verkreeg de familie uit de aanverwante geslachten. Het is daarom dat zowel de zakelijke stukken van de familie Oosting als van de aan deze familie aanverwante geslachten in deze tweede hoofdafdeling zijn ondergebracht. Binnen deze afdeling zijn de stukken geografisch geordend.

De derde hoofdafdeling is in drie onderafdelingen onderverdeeld: "A. Gedeponeerd archief", "B. Stukken waarvan het verband met het archief niet is gebleken" en "C. Varia". Het gedeponeerd archief betreft stukken van het huis Vrederust. Dit huis werd van 1816 tot en met 1818 door Georg Oosting *  bewoond. Via hem zijn deze stukken in dit familiearchief terecht gekomen.