U kunt via onze reserveringstool een afspraak inplannen en aangeven welke archiefstukken u op dat moment wilt inzien.

1.2. Het archief en de inventarisatie (Drents Archief)

Uw zoekacties: Huis Overcinge te Havelte

0607 Huis Overcinge te Havelte

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1.2. Het archief en de inventarisatie
0607 Huis Overcinge te Havelte
1. Inleiding
1.2.
Het archief en de inventarisatie
Zoals zo vaak met huisarchieven het geval is, is ook het huisarchief Overcinge niet als een geheel naar het rijksarchief in de provincie Drenthe overgebracht. Er is een drietal schenkingen van archivalia aan te wijzen, die tezamen de "body" van het huisarchief Overcinge vormen: de eerste was de overdracht in 1939 door mr. Johannes Linthorst Homan van de stukken behorend tot het archief van de marke van Havelte, die hij op Overcinge had aangetroffen *  . In 1961 doet dezelfde mr. Johannes Linthorst Homan twee pakken met stukken betreffende Overcinge aan het rijksarchief toekomen, in 1972 gevolgd door nog eens zeven dozen archivalia *  . Aan het huisarchief is verder toegevoegd een aantal aanwinsten verkregen in resp. 1881, 1936, 1963, 1971 en 1975, afkomstig van leden van het geslacht Linthorst Homan of de naaste familie *  .
De aanwinst van 1881, die slechts stukken betreffende mr. Isaac Collard bevatte, was al in de in het begin van deze eeuw samengestelde inventarissen opgenomen, maar is, voor zover mogelijk, daaruit gelicht en in deze inventaris verwerkt. Deze verwerking was alleen mogelijk bij die stukken, die een plaats hadden gekregen in de inventaris "Ambtenaren en particulieren"; echter niet bij de stukken, opgenomen in de inventaris van het archief van de Etstoel, omdat ze daar met andere stukken vermengd waren geraakt *  . Een concordans maakt het mogelijk de stukken uit de inventaris "Ambtenaren en particulieren" in deze inventaris snel terug te vinden.
Aandacht verdient in dit verband ook de in dit huisarchief opgenomen verzameling van de stukken betreffende de familie (Linthorst) Homan, die in 1970 in het depot van het rijksarchief werd aangetroffen, maar waarvan noch de herkomst noch de wijze van verwerving bekend was *  . Deze stukken zijn waarschijnlijk in het rijksarchief beland door toedoen van J. Westra van Holthe, tot 1963 in het rijksarchief werkzaam. Deze was van moederszijde verwant aan de familie Linthorst Homan en zal de stukken ter bestudering verkregen hebben, waarna ze in het rijksarchief terecht gekomen zullen zijn. Hoewel het dus niet geheel zeker is of deze stukken inderdaad van Overcinge afkomstig zijn, maakt de familiegeschiedenis dat zeer aannemelijk, zodat plaatsing in dit huisarchief alleszins verantwoord is.
Van gedeelten van het huisarchief zijn in de loop der tijden lijsten van stukken gemaakt, die echter niet als echte inventarissen te beschouwen zijn, hoe nuttig ze voor de latere inventarisator ook zijn geweest *  . Van een deel van de stukken Linthorst Homan, hierboven al besproken, moet ook een dergelijke lijst aangelegd zijn, maar deze is bij het archief niet aangetroffen. Een deel van die stukken werd namelijk min of meer geordend in omslagen aangetroffen, terwijl de stukken zelf met plakkertjes gemerkt waren. Van het archief van de marke Havelte is in 1972 een inventaris gemaakt, die echter in het verband van deze inventarisatie niet bruikbaar bleek en geheel vernieuwd is.
Over het huisarchief zelf het volgende. Ook in dit huisarchief vindt men de meest uiteenlopende eenheden naast elkaar, maar dat is bijna een kenmerk van een "echt" huisarchief. De brand van 1869 - in het eerste deel van de inleiding vermeld - waarbij volgens overlevering twee kisten met archivalia verloren gingen, is van beslissende invloed geweest op de inhoud van dit archief. Wat er bij die brand exact verloren is gegaan, is niet bekend, maar vermoedelijk waren dat de "oudste" stukken, waaronder de middeleeuwse en het grootste deel van de zeventiende eeuwse. Dit zou een verklaring kunnen zijn van het vrijwel volledig ontbreken van stukken van de families Struuck, Sichterman en hun voorgangers als bewoners van Overcinge, op enkele stukken na. De door ir. T.W. Siertsema gesignaleerde lijst van bij die brand verloren gegane stukken, opgemaakt door de rijksarchivaris Kymmell, lijkt echter geen betrekking op die stukken te hebben, maar is een lijst van de Overcinge-archivalia, die in 1972 aan het archief werden geschonken, waarvan Siertsema het bestaan niet kende *  . De door Siertsema bedoelde lijst bevindt zich overigens in het archief van het huis Mensinge te Roden.
Na de brand zijn nog enkele archieven of gedeelten daarvan op Overcinge terecht gekomen, zodat het de tegenwoordige omvang bereikte. Allereerst waren daar vermoedelijk de (Linthorst) Homan-archivalia, hierboven al genoemd. Vervolgens zijn er archivalia van het huis Veenrust, dat in Veendijk stond en omstreeks 1874 is afgebroken *  , naar Overcinge overgebracht. Dit waren voornamelijk de papieren van de marke van Havelte; de laatste bewoner van Veenrust, Andries van der Vlies, was nl. tot zijn dood administrateur van de marke. Joachim Lunsingh Kymmell (of mr. J.L. Homan) heeft de stukken van de ondergang gered; misschien heeft hij ze willen verwerven in verband met de laatste verkoping van de markegronden of de moeilijkheden omtrent de naweiderechten. Hoewel er hier dus sprake zou kunnen zijn van een gedeponeerd archief zijn de stukken niet als zodanig opgevoerd, maar geplaatst onder de rubriek ambtelijke stukken in de onderafdeling "bemoeienissen met plaatselijke instellingen". Zoals uit de bedoelde stukken blijkt, hebben de bewoners van Overcinge voortdurend de markegenoten van Havelte bijgestaan bij hun problemen en zijn de stukken lange tijd op Overcinge bewaard geweest. Het zou zeer goed mogelijk zijn dat deze stukken pas in de tijd dat Petrus Sijlman Kymmell op Overcinge woonde, van daar naar Veenrust overgebracht zijn om de in 1844 aangestelde administrateur Andries van der Vlies in zijn beheer te steunen. Dat gelukkig toeval zou ze dan voor de ondergang door de brand van 1869 gespaard hebben.
Bij de inventarisatie deden zich problemen voor waarvoor oplossingen gevonden zijn die enige explicatie behoeven, opdat de onderzoeker het hoe en het waarom van bepaalde aanduidingen kenne. Tussen de stukken werden aangetroffen - bijeen bewaard - aankomsttitels en andere stukken uit de 17e,18e en het begin van de 19e eeuw betreffende onroerende goederen in Meppel en omstreken, waarvan geen enkele band met het goederenbezit van de families Kymmell en Homan kon worden aangetoond. Het feit dat de stukken bijeen werden aangetroffen, sloot eigenlijk uit dat er geen enkele band tussen die stukken en de Overcinge-families zou zijn. De oplossing was uiteindelijk dat mr. Johan Kymmell van 1811 tot 1829 notaris was te Meppel en in die kwaliteit van voor hem comparerende partijen aankomsttitels verkreeg van die onroerende goederen, waarover hij een akte passeerde. Een onderzoekje wees uit, dat ook andere notarissen in Drenthe zulke stukken hadden ontvangen en ze in bepaalde gevallen aan het rijksarchief hadden geschonken. Aangezien mr. Johan Kymmell deze stukken ontving in persoon, zijn ze onder persoonlijke stukken geplaatst. Ten behoeve van de onderzoeker zijn ze echter allemaal apart beschreven en met -a, -b en -c nummers opgenomen *  .
Het tweede probleem was het volgende: in het archief werden aangetroffen 19e eeuwse notariële en onderhandse akten - voornamelijk aankomsttitels - die genummerd waren. Bij onderzoek bleek dat deze nummering geschied was ten behoeve van de inventarisatie en verdeling van de nalatenschap van mr. Johannes Linthorst Homan in 1926 *  . De boedelnotaris verklaart in een brief aan een der erfgenamen dat hij de stukken gemakshalve genummerd heeft, opdat ieder der erven kon controleren of de aan hem toegescheiden gronden met de bijbehorende aankomsttitels correspondeerden. Hoewel deze stukken formeel gerekend. zouden moeten worden tot de stukken die bij de scheiding van die nalatenschap gebruikt waren, is er toch voor gekozen ze in het zakelijk gedeelte op te nemen. Een der belangrijkste beweegredenen voor deze manoeuvre was, dat slechts die aankomsttitels die uiteindelijk via n6g een vererving in handen van mr. Johannes Linthorst Homan gekomen waren, in het archief zijn achtergebleven. De overige akten zijn door de rechtverkrijgenden uit het huis meegenomen *  . De door de notaris gegeven nummers, die hij in zijn brief aangeeft, staan achter de beschrijvingen vermeld *  .
Ten derde waren daar de stukken afkomstig van het erf Dingstede. Dingstede was een Drentse enclave in Overijssel en bezit van het kapittel van St.Pieter te Utrecht, dat het erf in pacht placht uit te geven. In het huisarchief werd een aantal stukken aangetroffen, die betrekking hadden op Dingstede, gronden aldaar en de bewoners van het erf, van het einde der vijftiende tot halverwege de achttiende eeuw. Hoe deze stukken op Overcinge terecht zijn gekomen is ondanks vrij uitgebreid onderzoek niet vast komen te staan. Verschillende hypothesen bleken niet houdbaar. De oudste stukken zouden er terecht gekomen kunnen zijn, omdat Gerhard Struuck meer dan dertig jaar rentmeester van het kapittel van St. Pieter voor zijn Drentse bezittingen was, maar dan is de aanwezigheid van jongere stukken nog niet verklaard. Hetzelfde geldt als men uitgaat van de verwerving van Dingstede door Gerhard Struuck in 1637 *  ; ook hier vormden de latere 17e en 18e eeuwse stukken het struikelblok.
Een eventuele verwerving van de stukken door mr. Johan Kymmell in zijn kwaliteit als notaris (zie boven) stuit op de moeilijkheid dat er zich ook persoonlijke stukken tussen bevinden. Een aantal van deze stukken zijn gemerkt (C-H, A en B ontbreken *  ) maar ook dat brengt geen enkel aanknopingspunt. De enige zekerheid is dat bewoners van Overcinge bezittingen hadden op Dingstede (Gerhard Struuck in de 17e eeuw en Kymmell en Linthorst Homan in de 19e en 20e eeuw) zodat aangenomen kan worden, dat de stukken op enig moment door een van de bewoners van Overcinge verworven zijn en vervolgens aan het huisarchief zijn toegevoegd. Wie dat deed en wanneer is niet gebleken, zodat ze als gedeponeerd archief zijn opgenomen. Voor het overzicht is een genealogische staat van de bewoners van het Dingstede-erf opgesteld, die na de overige staten is opgenomen.
Wat de indeling van de inventaris aangaat, is de gewone indeling met een persoonlijk, ambtelijk en zakelijk gedeelte toegepast. Het persoonlijke gedeelte vangt aan met in chronologische volgorde de stukken van de geslachten die Overcinge bezeten hebben, de geslachten Struuck, Kymmell en Linthorst Homan. Van de geslachten Sichterman en Carpenter, die beiden het huis ook enige tijd bezeten hebben, zijn geen persoonlijke stukken voorhanden. De hierna volgende aanverwante geslachten van de families Kymmell en Linthorst Homan - andere zijn niet aanwezig - zijn opgenomen in de volgorde waarin de verwantschap ontstaan is, waarbij de aan Kymmell verwante geslachten voorafgaan aan degene die aan Homan verwant zijn.
Het ambtelijk gedeelte kent een onderverdeling in twee rubrieken: a. deelneming aan het bestuur en b. bemoeienissen met plaatselijke instellingen. In de eerste onderafdeling zijn opgenomen de stukken, die door bewoners van Overcinge of hun aanverwanten in functie zijn ontvangen. De hoofdmoot van deze afdeling wordt gevormd door de stukken van mr. Jan Kymmell, opgemaakt en ontvangen als landschrijver van Drenthe (1750- 1775). De tweede onderafdeling bevat die stukken, die betrekking hebben op de bemoeienissen die bewoners van Overcinge gehad hebben met instellingen in Havelte en Vries (het geslacht Homan is oorspronkelijk afkomstig uit het kerspel Vries). Tot deze rubriek behoort o.m. het archief van de marke Havelte, dat tot de uitgebreidste archieven van marken in dit rijksarchief gerekend kan worden.
Een staatboek van mr. Johannes Linthorst Homan uit het eind der 18e en het begin der 19e eeuw opent de afdeling zakelijke stukken *  . Het staatboek bevat een overzicht van zijn bezittingen aan gronden zowel in Groningen als in Drenthe, naast aantekeningen over zijn obligatiebezit. De onderafdeling met zakelijke stukken betreffende de provincie Drenthe opent met de gemeente Havelte, waarin Overcinge zo'n voorname plaats inneemt. Hierna volgt de gemeente Vries, omdat in die gemeente het zwaartepunt van het goederenbezit van het geslacht Homan gelegen was. De overige Drentse plaatsen zijn hierna alfabetisch opgenomen.
De vierde afdeling "aanhangsels" bevat naast een tweetal inventarissen van gedeelten Overcinge-archief de onderafdeling gedeponeerde archieven. Waarom de Dingstede papieren zich daar bevinden is boven uiteengezet. In de onderafdeling gedeponeerde archieven bevinden zich vervolgens enkele papieren afkomstig van Hendrik Borcherts, die voogd was van Petrus Sijlman Kymmell, en enkele persoonlijke papieren afkomstig van bewoners van het huis Veenrust, die zich bevonden tussen de markepapieren. Het huis Veenrust werd in 1807 door Johannes van Riemsdijk gebouwd in de zich ontwikkelende buurschap Veendijk. Later is het verkocht aan Andries van der Vlies, die er tot zijn dood in 1873 bleef wonen. In september 1873 werd het door zijn erven verkocht voor ? 6450 en kort daarop schijnt het afgebroken te zijn.
De twee overige onderafdelingen van de rubriek "aanhangsels","Varia" en "Stukken waarvan het verband met het archief niet is gebleken", spreken voor zichzelf.
Regesten van de akten van voor 1600 zijn niet opgenomen, omdat het bij dit archief slechts zou gaan om een zestal regesten, waarvan er vijf vererfpachtingen van het erf op Dingstede betreffen. Bovendien zouden deze regesten gezien hun uniforme inhoud weinig nieuwe informatie bevatten, naast de gegevens die de beschrijvingen geven. De inventaris wordt besloten met een index op aardrijkskundige en persoonsnamen voorkomend in het inventarisgedeelte, en concordansen op de stukken uit de inventaris Ambtenaren en Particulieren en enkele stukken uit de inventaris Kerspelen en Marken.

Kenmerken

Datering:
1474-1944
Beschrijving:
Huis Overcinge te Havelte
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0607 Huis Overcinge te Havelte
VERKORT:
NL-AsnDA, 0607
Categorie: