U kunt via onze reserveringstool een afspraak inplannen en aangeven welke archiefstukken u op dat moment wilt inzien.

Henrick van Haerst antwoordt de buren van Oosterhesselen op hun vo... (Drents Archief)

Uw zoekacties: Zoeken in de toegangen Huis De Klencke te Oosterhesselen

0613 Huis De Klencke te Oosterhesselen

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0613   Huis De Klencke te Oosterhesselen
Inventaris
1. Inleiding
2. Genealogische gegevens
3. Inventaris
3.1. Stukken van persoonlijke aard
3.2. Stukken van zakelijke aard
3.3. Varia
3.4. Regesten
Gheert Klencke en de buren van Bonevelde komen overeen, dat:
(a) de buren aan Gheert Klencke de grond te Bonevelde, waar de molen op staat, overdragen, maar het recht behouden vrij over de dijk te gaan en de schutten op te trekken;
(b) Gheert Klencke de schutten mag neerlaten op Sandtgange (10 oktober) en aarde mag nemen uit de marke om de dijk op te hogen;
(c) de buren en Gheert Klencke een nieuwe schut leggen aan de westzijde van de molen, die aan Gheert Klencke toekomt.
Bezegeld door Gheert Klencke.
Clawes Grootehues, voor zich en als gemachtigde van zijn vrouw Gheert Klenckinge en als gemachtigde van Neze Klenckinge of van Ijsselmuden, weduwe van Johan van Munster, verklaart te hebben verkocht en overgedragen aan Johannes van Zwyner Everdszoon, Daem Hebingh en Johan Keerssoon het mandelig goed Klenckinge, gelegen in het kerspel en de marke van Oosterhesselen, met de derde voet in die marke, nieuw aangeslagen hooilanden in de Bonevelder marke, de molen en de daaraan van ouds verbonden heerlijkheid, de tienden over de pastorie- en kosterijlanden en het hout, genaamd het Loo. Hij verklaart hiervan de stok te hebben gelegd voor de buren Willem Banderinge en Johan Eysinge.
Bezegeld door Johan ter Avest, richter te Empnichem, en door Clawes Grootehues.
Grethe van Zwinderen en haar zoon Gherde van Zwinre, Roloff Hebinge en haar zoon Johannes en Hylle Blommenge en haar zoon Tonys verklaren te hebben verkocht aan Hinrick van Harszolte elk hun aandeel in het Klenckinge goed in het kerspel Oosterhesselen, dat zij hadden blijkens een door claus Grothuess en de richter van Empnichem bezegelde akte, behalve enig land en enkele rechten nabij de Klencke. Zij verklaren de stok hiervan gelegd te hebben voor de buren Claus Nyenhuss en Johannes Gymnikinge (?).
Bezegeld door Reynder Lepell, schulte van Hesseln, en Johan Bennynge.
Henrick van Haerst antwoordt de buren van Oosterhesselen op hun voornemen van Haerst af te drijven door naarkoop van het Clenkinge goed, dat:
- zij hem dan bij de principale koop hadden moeten afdrijven;
- hij zijn koop kan bewijzen;
- de stok gelegd is:
- de buren een deel van het bedrag van de prijs, verworpen omdat de munstukken te licht waren, niet
vervangen hebben;
- de beoordeling oveer deze naarkoop aan de 24 Etten is.
0613 Huis De Klencke te Oosterhesselen
3. Inventaris
3.4. Regesten
Henrick van Haerst antwoordt de buren van Oosterhesselen op hun voornemen van Haerst af te drijven door naarkoop van het Clenkinge goed, dat:
- zij hem dan bij de principale koop hadden moeten afdrijven;
- hij zijn koop kan bewijzen;
- de stok gelegd is:
- de buren een deel van het bedrag van de prijs, verworpen omdat de munstukken te licht waren, niet
vervangen hebben;
- de beoordeling oveer deze naarkoop aan de 24 Etten is.
Datering:
(c. 1520)
NB:
(c. 1520)
laatste wijziging 06-03-2015
Johan van Zwynderen verklaart verkocht te hebben aan Judytt Smullincks alias van Selbach, drostinne van Coevorden, een windmolen in de Geeser marke. Hiervan wordt de stok gelegd voor dadingslieden en erfburen van Gees. Bezegeld door Johan van Zwynderen.
Wolter Wennynck en Hinricus Kock verklaren dat Johan ten Velde de akte van 26 april 1519 heeft geschreven. Ondertekend door Wennynck en Kock.
Johan van Selbach, drost van Coevorden en Drenthe, oorkondt dat hij en de etten op de lotting van 1532 het vonnis gewezen hebben in de zaak tussen Henryck van Haerst en de buren van Oosterhesselen, dat zij de marke "naberlijck" moeten gebruiken: doen zij dat niet, dan moeten zij de zaak voorleggen aan 12 etten, die de toestand ter plaatse zullen opnemen; komt men dan nog niet tot overeenstemming, dan zal de derde voet van Van Haerst inde marke afgepaald worden naar voorhanden zijnde bescheiden.
Origineel met zegel, inv.no. 186.
Johan van Selbach, drost van Coevorden en Drenthe, oorkondt dat hij en de etten op de lotting van 1533 het vonnis gewezen hebben in de zaak tussen Henryck van Haerst en de buren van Oosterhesselen, dat Van Haerst het door de buren uitgepachte land moet laten liggen en dat de buren het weideland in drieën moeten delen, waarvan Van Haerst één deel mag kiezen.
Bezegeld door Johan van Selbach.
Johan van Selbach, drost van Coevorden en Drenthe, oorkondt dat de etten op de lotting van 1534 het vonnis hebben gewezen, dat het vorige vonnis in de zaak tussen de buren van Oosterhesselen en Henrick van Haerst van kracht blijft.
Bezegeld door Johan van Selbach.
Arendt van der Vastennouwen, richter te Coevorden, oorkondt dat Hinrick van Haerst hem heeft getoond een oorkonde van Johan van Selbach, drost van Coevorden en Drenthe, waarin hij en 12 etten het vonnis wijzen in de zaak tussen Van Haerst en de buren van Oosterhesselen, dat:
- Van Haerst mag gebruiken een stuk land in de marke, gelegen aan de Mosterdijk en de Ossendijke in de Oesterbruke, en het land bij de Bonnevelder maden, verder de Oesterhorst bij de Klencke;
- Van Haerst geen andere aanspraken op de marke heeft, tenzij hij en de buren anders overeenkomen over gebruik van de derde voet.
Bezegeld door Arendt van der Vastennouwen.
Origineel met fragment van het zegel, inv.no. 186.
Krestgen van Oldenhuess, drost van Coevorden en Drenthe, oorkondt dat hij en de etten op de lotting van 1539 het vonnis gewezen hebben in de zaak tussen Johan van Selbach, namens de rentenaren over Bantinge goed, en Henneken van Zwyner, dat Henneken van Zwyner haar boedel van haar broers mag vorderen en dat de rentenaren op Bantingegoed mogen "voretvaeren".
Bezegeld door Krestgen van Oldenhuess.
Seyne Muylert, drost van Salland, oorkondt dat Willem van Doettincchem en zijn vrouw Caterina Olgerss verkocht hebben aan Johan Martenszoon en zijn vrouw Mechtelt hun goed die Braemhaer, gelegen in het kerspel Raalte en de buurschap Heten, zoals zij dat gekocht hadden van de erfgenamen van Heten in 1531; alsmede een hooimaat in het kerspel Holten in het Binnengoer, zoals zij dat gekocht hadden van de erfgenamen van Holten in 1537.
Hiervan wordt getuigenis gedaan met halm, hand en mond.
Bezegeld door Seyne Muylert en Willem van Doettinchem.
Jan van Lygne, heer van Arenberch, schrijft aan de buren van Oosterhesselen om Henrick van Haersolte ongemoeid te laten inzijn gebruik van de stoppelweide op de buyressch van Hesselen.
Ondertekend door Jan van Lygne.
Reynolt van Burmania, drost van Coevorden en Drenthe, oorkondt dat hij 24 etten op de lotting van 1557 het vonnis gewezen hebben in de zaak tussen Henryck van Harsolte en de buren van Oosterhesselen, dat Van Harsolte de stoppelweide mag gebruiken met zijn schapen op grond van zijn derde voet in de marke.
Bezegeld door Reynolt van Burmania.
Johan van Langhen, pander van het huis te Coevorden en de landschap Drenthe en schulte in deze zaak, oorkondt dat Henryck van Haersholte, mede voor zijn vrouw Lucia van Bermentloe, overdraagt aan Herman van Welvelde het goed de Clencke met de windmolen in ruil voor zes stukken erf. Herman van Welvelde zal boevendien jaarlijks uit de Klencke een lijfrente betalen aan Van Haersholte en zijn vrouw. Hiervan wordt de stok gelegd.
Bezegeld door Henryck van Haersholte, Herman van Welvelde en Johan van Langhen.
Christiaen van Myllyngen, schulte van Dalen, Zweeloo en Oosterhesselen, oorkondt dat Herman van Welvelde verzocht heeft om met de buren van Oosterhesselen landmeters aan te stellen om de marke van Oosterhesselen in drieën te delen, omdat Van Weldvelde voor een derde gerechtigd is in die marke.
Bezegeld door Christiaen van Myllyngen.
Burgemeester en Raad van de stad Groningen verklaren dat Wemele, weduwe van Luthien Hartgers, verkocht heeft aan Berendt Schaenghe te Benevelde een erf te Hesselen, genaamd Bantinge erf en in gebruik bij de meier Hinrick Batinge, onder voorwaarde dat Wemele de vruchten van het erf dit jaar nog zal genieten.
Bezegeld door Burgemeesters en Raad van Groningen.
Burgemeesters en Raad der stad Groningen oorkonden dat Berendt Schaenghe te Bennevelde verklaard heeft schuldig te zijn aan Wemele Vrijlinghes, weduwe van Luthien Hartgers, de som van 2200 Embder guldens wegens te koop van Bantinge erf, die hij moet terug betalen vóór 1 mei 1564. Als borgen worden gesteld Johan Ovinghe, burger van Groningen, en zijn vrouw Johan.
Bezegeld door Burgemeesters en Raad.
Berent Schaynge oorkondt verkocht te hebben aan Harmen van Welvelde en zijn vrouw Josyna van Barmentloe een erf in de buurschap Oosterhesselen, genaamd Bantynghe, met alle toebehoren, huis en hof, bezwaard met een kerkenpacht en herenpacht. Hiervan wordt de stok gelegd voor de buren Johan Hiebinge en Tonnys Schoemaker.
Bezegeld door Christiaen van Myllynge, schulte van Dalen, Zweeloo en Oosterhesselen.
Burgemeesters en Raad der stad Groningen oorkonden dat Wemele, weduwe van Luytken Hartgers, ontvangen heeft van Harmen van Welvelde, in tegenwoordigheid van Berent Schaenghe, de som van 2200 Embder guldens.
Bezegeld door Burgemeesters en Raad.
Kanselier en Raden des Konings in Overijssel, Drenthe en Lingen schrijven aan Jarych van Botnya, drost van Coevorden, de sententie van Drost en 24 Etten (bij het origineel bijgevoegd geweest) uit te voeren, na gedaan verzoek door Herman van Welvelde aan de stadhouder graaf van Megen.
Ondertekend door Kanselier en Raden.
Jaerich van Botnya, drost van Coevorden en Drenthe, oorkondt dat de 24 Etten op de lotting van 1571 beslist hebben in de zaak tussen Marthen Brinckes en Harmen van Welvelde, dat de eerste niet gerechtigd is uitdrift te hebben van de kwestieuse hofstede, omdat van eenvierendeel waardeels geen twee uitdriften mogen zijn.
Bezegeld door Jaerich van Botnya.
Johann Schoetinck, Hermann Huysinge en Henrick Butynck verklaren dat zij op 1 mei 1564 namens Berendt Schaynge naar Hermann van Wellvelt zijn gegaan met het verzoek, of Schaynge het erf Bantynge mocht hebben; dat van Wellvelt weigerde het erf te verlaten; dat Schaynge en zijn moeder hen opdroegen te verzoeken of zij het erf mochten hebben en Schaynge daarvoor 20 dalers wilde geven, of dat van Wellvelt 12 daler zou betalen en van zijn verkoop vrijwaren binnen 14 dagen.
Ondertekend door Schoetinck, Huysinge en Butynck.
Johan van Twickelloe, schulte en richter te Raalte, oorkondt dat Berent van Enschede als gemachtigde van Ludolph Hessels en zijnvrouw Gerberich van Melmans overdraagt aan Jacob Blyfferts en zuster van Ludolph Hessels, het erg Grote Braemhaer, gelegen in het kerspel Raalte en de buurschap Heten.
Bezegeld door Johan van Twickelloe en Ludolph Hessels.
Johan Huysinge alias Johann Kremer te Oosterhesselen verklaart met zijn huisvrouw Merryken verkocht te hebben aan Harmen aan Harmen van Welvelde het huis en hof met goederen en een vordel waardeel in de Hesseler marke, met de Lijnakker. Hiervan wordt de stok gelegd voor de buren Daem Hebinck en Johan Nijenbanderinge.
Bezegeld door Christiaen Myllinck, schulte van Dalen, Oosterhesselen en Zweeloo.
Harmen van Welvelde verzoekt Caspar de Robles, stadhouder en kapitein-generaal van Friesland, Groningen en Ommelanden en Drenthe, om Evert van Ense, drost van Coevorden en Drenthe, te bevelen hem te beschermen in zijn recht van de derde voet in de marke van Oosterhesselen.
Gunstig geapostilleerd door Caspar de Robles.
Herman van Welvelde en zijn vrouw Josyna van Bermentlo verklaren verkocht te hebben aan Daem Hebynge en zijn zoon Johann Hebynge een vordel waardeel in het dorp Oosterhesselen, verkregen door naarkoop van Tije Sassynge. Hiervan wordt de stok gelegd voor de buren Johan Nijenbanrynge en Johann Eissynge. Daem en Johan Hebynge verbinden zich teven Van Welvelde bijstand te verlenen bij de scheiding van de Hesseler marke.
Bezegeld en ondertekend door Herman van Welvelde.
Harmen van Welvelde verzoekt drost en 24 etten uitspraak te doen over de vraag of het goed, dat hij in 1564 van Berent Schaynge heeft gekocht, door deze voldoende gevrijwaard wordt.
laatste wijziging 06-03-2015
359 beschreven archiefstukken
12 gedigitaliseerd
totaal 12 bestanden

Kenmerken

Datering:
1520-1955
Beschrijving:
Huis De Klencke te Oosterhesselen 1464-1955
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0613 Huis De Klencke te Oosterhesselen
VERKORT:
NL-AsnDA, 0613
Categorie:
  • Zonder categorie
laatste wijziging 06-03-2015
359 beschreven archiefstukken
12 gedigitaliseerd
totaal 12 bestanden
 
 
 

Privacy

Klik hier voor meer informatie over de verwerking van persoonsgegevens in onze bronnen.