U kunt via onze reserveringstool een afspraak inplannen en aangeven welke archiefstukken u op dat moment wilt inzien.

1.2. Mensinge voordat het in het bezit van de familie Ellents kwam,... (Drents Archief)

Uw zoekacties: Huis Mensinge te Roden

0616 Huis Mensinge te Roden

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding en verantwoording
1.2. Mensinge voordat het in het bezit van de familie Ellents kwam, en het recht van beschrijving
0616 Huis Mensinge te Roden
1. Inleiding en verantwoording
1.2.
Mensinge voordat het in het bezit van de familie Ellents kwam, en het recht van beschrijving
De oudste vermelding dateert van 1381 of 1383. In een stuk van deze datum wordt verteld dat de bisschop van Utrecht het leen Mensinge heeft uitgegeven aan Steven Zyghers *  . Na hem waren leden van het geslacht Hidding leenmannen, tot in 1485 de Groninger landjonker Onno van Ewsum het goed kocht, waarna de bisschop hem er mee beleende. De familie Van Ewsum bezat veel goederen in de Ommelanden en oefende rechtspraak en bestuur uit in Vredewold in het Westerkwartier. Haar centrum was het huis Nienoord bij Leek. In het kerspel Roden probeerden de Van Ewsums na de koop van Mensinge ook bestuurs- en rechtsmacht te verwerven, maar wie dit in Drenthe wilde hebben moest het in leen krijgen. In 1555 ging Johan van Ewsum naar Brussel om de troonsafstand van Karel V en de opvolging door Philips II bij te wonen. Hij werd daar door de laatste tot ridder geslagen en dacht dat het nu zo ver was dat hij ook de heerlijke rechten over Roden, Norg en Roderwolde zou krijgen. De koning wilde hem echter deze niet voor niets geven en er werd een commissie uit Den Haag gestuurd die de waarde van het gebied moest taxeren.
Haar conclusie luidde dat de streek zo dor was, dat men niet begreep wat Van Ewsum er mee wilde en als de koning nog geld toe kreeg, hij goede zaken zou doen. Ondertussen bood de landschap Drenthe de koning het zelfde bedrag als Van Ewsum als koopsom had geboden, opdat de drie kerspelen bij de Landschap bleven. In 1561 nam de landvoogd te Brussel deze laatste aanbieding aan en daarmee was de ambitie van Van Ewsum gefnuikt. De Van Ewsums, in de loop van de 16e eeuw gesplitst in een tak op Nienoord en een op Mensinge, bleven echter wel een machtige familie in Roden. Ze benoemden de pastoor (collatierecht) en hadden een groot grondbezit in het kerspel, ten gevolge waarvan ze veel invloed hadden in de dorpsgemeenschap. Hun verblijf op Mensinge kenmerkte zich overigens niet door rust. In de 15e en begin 16e eeuw woedden in het noorden der Nederlanden de twisten tussen de Schieringers en de Vetkopers. Hoewel Mensinge in het bisschoppelijk gebied en vrij dicht bij Groningen lag, liet de stad het huis met rust totdat bleek dat Van Ewsum daar met anderen tegen haar complotteerde. Daarop plunderde zij Mensinge (1499), maar het huis blijkt na enkele jaren weer te zijn her- steld. Nadat in 1513 Georg van Saksen dertig man onder hopman Van Kessel in het huis te Roden had ingekwartierd, werd het onmiddellijk nadat de troep was vertrokken in 1514 geplunderd door de Groningers, terwijl de eigenaar, Relof van Ewsum, bij Appingedam aan de zijde van Georg van Saksen vocht.
Deze Relof kon pas in 1529, toen Karel van Gelre was verslagen, naar Mensinge terugkeren. Relof werd opgevolgd door zijn zoon Onno, die toen hij overleed geen erfgenamen naliet. Zijn neven Johan en Hidde op Nienoord en hun moeder Bettica vreesden dat een deel van het familiegoed in vreemde handen zou vallen. Toen Onno op zijn sterfbed lag, spoedden zij zich naar Mensinge en probeerden achter de inhoud van het kort tevoren opgestelde testament te komen. Dit gelukte niet en bij de opening van het testament na de dood van Onno bleek dat de neven Van Ewsum de erven waren, maar dat de weduwe, Magdalena Schenck van Toutenburg, een nicht van de stadhouder van Karel V in Friesland, het levenslange vruchtgebruik van alle goederen en renten kreeg. De neven en hun moeder namen vervolgens het lijk van Onno mee en kondigden af dat zij het testament niet erken- den en alle goederen annexeerden. Toen de jonkers probeerden de pacht te innen bracht Magdalena de zaak met steun van haar oom voor de rechter in Groningen. De rechter beval de pacht aan de weduwe af te dragen, maar moeder Bettica verzette zich en voldeed pas een termijn nadat de rechter haar zoons had laten gijzelen. Johan en Hidde probeerden het vonnis aan te vechten bij de landvoogdes Maria van Hongarije. Stadhouder Schenck van Toutenburg diende voor zijn nicht echter ook een verzoekschrift in en dit laatste werd toegewezen; het vonnis moest uitgevoerd worden. Een bode van de Groninger rechtbank liet de inboedel van Nienoord op straat zetten, maar na een klacht van de Van Ewsums bij de landvoogdes verbood deze voortzetting van de executie en bracht uiteindelijk in 1539 een overeenkomst tot stand, waarbij alle goederen toch aan de Van Ewsums kwamen.
De weduwe verliet Mensinge, deed afstand van alle rechten en nam genoegen met 9000 Emder guldens. Johan vestigde zich te Roden en in 1540/41 werd het goed bij scheiding tussen de broers aan hem toegewezen. Johan was een zeer actieve figuur. Als jachtliefhebber richtte hij vogels en honden af. Hij verkocht zelfs haviken naar Engeland. Ook interesseerde de jonker zich voor het kweken van land- en tuinbouwgewassen en vrucht- bomen. Hij probeerde allerlei nieuwe gewassen en uitheemse vruchten als dadels en vijgen te kweken en deed entproeven, bijvoorbeeld om hulst rozen te laten dragen. In 1549 werd hij na veel moeite eigenaar van "de Weehorst", een bezit waaraan visrechten, recht tot houtkappen en een aandeel in de marke verbonden waren. Tevens wist hij bezit in Bunne van de in verval geraakte commanderij van de Duitse Orde te verwerven en ruilde hij met het klooster van Bergum de Ewsumer bezittingen onder Dantumawoude tegen de kloostergoederen onder Roden.
In 1564 deed hij weer een poging bij de koning om beleend te worden met de rechtspraak, maar ook nu gelukte dit niet. In religieuze zaken stond Johan als Hervormingsgezind bekend, maar daar hij het zich absoluut niet kon veroorloven de Habsburgse steun te verliezen deed hij ijverig zijn best om zich naar buiten te presenteren als een vroom katholiek. Vooral toen Alva in 1568 naar deze streken kwam toonde Johan zijn goede wil en vroeg de pastoor van Roden om een verklaring dat hij goed katholiek was. Hem werd geen haar gekrenkt, maar hij bleef toch als Hervormingsgezind te boek staan. In 1570 overleed Johan van Ewsum, opgevolgd als leenman van Mensinge door zijn zoon Aepko, die op zijn beurt door zijn broer Joost werd opgevolgd. Deze laatsten verbrasten heel wat van het kapitaal en na hen deden zich telkens financiële moeilijkheden voor. Hoe groot Mensinge was blijkt uit de grondbelasting van 1644. Het is dan een middelgroot huis, dat met alle bijbehorende goederen op 17.284 gulden werd getaxeerd. Buiten het landgoed Mensinge bezat Van Ewsum in 1644 twee boerderijen, weinig vergeleken met huize Echten dat elf en Batinge dat zeven boerderijen had.
De belangrijkste bron voor de in het voorgaande beschreven lotgevallen van de Van Ewsums komen uit hun familiearchief. Dit houdt helaas echter omstreeks 1600 op, zodat er nadien niet veel meer te vertellen valt over het huis Mensinge en zijn bewoners, aangezien ook in het huisarchief van de havezate zelf nauwelijks iets zit dat zou kunnen helpen het gat tot 1764, wanneer Coenraad Wolter Ellents Mensinge koopt, te vullen *  .
Wel is nog te achterhalen dat de Van Ewsums in de 17e eeuw weliswaar in naam Hervormd waren, maar dat dit in werkelijkheid niet altijd het geval was. Zo was de vrouw van Ernst van Ewsum, van 1668-1670 bewoner van Mensinge, hoogstwaarschijnlijk katholiek en van Marrigje, een dienstmeisje, werd in het dorp gezegd dat ze tot de katholieke religie was overgehaald en dat een priester op het huis de mis bediende. De Provinciale Synode van Drenthe liet een onderzoek instellen naar de "gepleegde paperijen", maar van genomen maatregelen blijkt niets *  .
In 1720 verkocht de laatste Van Ewsum op Mensinge, Titus, de havezate aan Justus de Coninck, eigenaar van het Huis te Peize, voor het bedrag van 12.000 Carolus guldens. Het is aardig hierbij te vermelden dat Gerard Coenraad en Hendrik Jan Ellents bij deze verkoop als volmachten voor Titus van Ewsum optraden *  . Justus de Coninck liet zich voor Mensinge in de Ridderschap opnemen, zodat er weer, voor het eerst sedert 1604 toen Joost van Ewsum hetzelfde deed, iemand voor het Huis te Roden in de Rid- derschap zat. In 1722 wist De Coninck Ridderschap en Eigenerfden in een besluit van 17 maart te bewegen het recht van havezate te verleggen naar zijn huis te Roderwolde waar zijn zoon Zeino Abel woonde *  . Zelf bleef Justus de Coninck tot zijn dood in 1724 in Peize wonen.
Na zijn overlijden betrok Zeino Abel het huis te Peize en in 1727 verkocht Abelina van den Clooster, de we- duwe van Justus de Coninck, Mensinge aan Ida Elisabeth Ripperda, weduwe van Onno van Ewsum. In de akte wordt uitdrukkelijk vermeld dat het recht van havezate uitgezonderd is van de koop, "welk de hoogedele vrouw de Coninck te Peyse an haar reserveert" *  . Tijdens de bewoning van Mensinge door Ida Elisabeth Ripperda werd het huis in 1736 deels door brand verwoest. Zij herbouwde het in de vorm die het nu nog heeft. Lang heeft ze er niet meer gewoond, want in 1739 verkocht zij Mensinge aan kapitein Johan Philip Meisterlin (in de akte Mesterlink genoemd) voor een bedrag van 10.850 gulden, in drie termijnen te betalen, de laatste in 1742. Er werd bepaald dat Meisterlin op 1 mei 1740 het huis met zijn lusten en lasten zou aanvaarden *  . De akte van overdracht, waarin alles wat in de koop- overeenkomst van 1739 stond werd bevestigd, dateert van 14 juni 1742 *  .
Waarschijnijk zal Meisterlin vanaf 1 mei 1740 op Mensinge gewoond hebben. De nieuwe eigenaar van het huis was in 1735 getrouwd met Anna Theodora Geertruid Ellents, een dochter uit het eerste huwelijk van Wolter Hendrik en dus een halfzuster van Coenraad Wolter Ellents. Zij kan niet lang op Mensinge gewoond hebben, want zij overleed reeds op 21 september 1741. Johan Philip woonde daarna tot zijn dood op de havezate (1763), waar- na zijn dochter Cornelia Geertruida, die met de Groninger professor Nicolaus Wilhelm Schroeder gehuwd was, het huis erfde. Zij verkochten tenslotte Mensinge aan Coenraad Wolter Ellents. Deze heeft nog enige moeite gedaan om het zogenaamde recht van beschrijving, dat Justus de Coninck in 1722 had verlegd naar het huis van zijn zoon Zeino Abel in Roderwolde, terug te krijgen op Mensinge.
Direct na de koop van de havezate stelde Coenraad Wolter Ellents een verklaring op waarin stond dat het recht van beschrijving naar zijn mening en die van verkoper Nicolaus Wilhelm Schroeder niet van Mensinge was "afgescheurt", zoals hij het uitdrukte, omdat dit zonder toestemming van de leenheer, de leenkamer van Overijssel, zou zijn gebeurd *  . De affaire was echter niet zo maar opgelost. Pas in 1777, twaalf jaar later, sloot Coenraad Wolter Ellents een overeenkomst met Wolter Kymmell (1749-1827), als erfgenaam en leenvolger van zijn grootvader Justus Zeino Abel de Coninck. Hierin verklaarde Wolter Kymmell te erkennen dat het recht van beschrijving ten onrechte van Mensinge was afgehaald, zonder permissie van de leenheer. Daarom droeg hij genoemd recht over aan Coenraad Wolter Ellents. Hij deed dit echter niet voor niets, maar kreeg er 500 Carolus guldens voor, zodat er eerder sprake is van terugkoop door Ellents dan van een teruggave door Kymmell *  .

Kenmerken

Datering:
1376-1952
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0616 Huis Mensinge te Roden
VERKORT:
NL-AsnDA, 0616
Categorie: