Ter uitvoering van het stimuleringsbeleid van de rijksoverheid op maatschappelijk, cultureel en sociaal-hygiënisch terrein in een aantal bij wet aangewezen ontwikkelingsgebieden, werd bij besluit van 15 augustus 1956 door Gedeputeerde Staten van Drenthe een Provinciale Commissie voor het ontwikkelingsgebied Z.O. Drenthe ingesteld. Het was de taak van de commissie om voor het betreffende gebied plannen op te stellen voor sociale, culturele en hygiënische aanpassingen aan de economische ontwikkeling. Hoewel het werkgebied van de commissie grofweg het gebied ten oosten van de lijn Assen-Hoogeveen betrof (de gemeenten Emmen, Schoonebeek, Sleen en Odoorn), werden ook projecten elders in de provincie gerealiseerd. Om deze reden werd de commissie al snel de Provinciale Commissie voor de Ontwikkelingsgebieden in Drenthe (PCOD) genoemd. De commissie o.l.v. de Commissaris der Koningin ving per 24 september 1956 daadwerkelijk met haar werkzaamheden aan. In de commissie hadden naast gedeputeerden en burgemeesters ook vertegenwoordigers van de vier levensbeschouwelijke toporganen zitting. Bovendien kende de commissie enkele adviseurs en een secretaris.

Wijzigingen van rijkswege aangebracht in het beleid ten aanzien van de ontwikkelings- en probleemgebieden, waren in 1962 aanleiding voor Gedupeerde Staten de in 1956 ingestelde commissie op te heffen en over te gaan tot de instelling van een nieuwe commissie: de Provinciale Plancommissie Drenthe. (hierna PPC) De samenstelling werd op onderdelen aangepast. In 1974 werd de samenstelling van de PPC opnieuw veranderd, omdat in de organisatiestructuur van het sociaal-culturele veld duidelijke veranderingen waren opgetreden.
De commissie hield eind jaren zeventig op te functioneren. In het kader van de BRW-regeling kwamen geen gelden meer beschikbaar, aangezien de hieronder vallende activiteiten werden geïntegreerd in het Integraal Structuurplan Noorden des lands. *