Tijdens de periode waarover de inventaris zich uitstrekt werd het ambtelijk apparaat gevormd door de Griffie, Provinciale Waterstaat en de Provinciale Planologische Dienst. Genoemde dienstonderdelen verleenden op verschillende onderdelen en wijze bijstand aan het provinciaal bestuur.
De griffier was de eerste ambtenaar van de provincie. Behalve adviseur van de bestuurscolleges was hij ook leider van de griffie; de administratieve dienst van de provincie.
Provinciale Waterstaat hield zich bezig met alle zaken betreffende wegen, bruggen, kanalen, sluizen en andere waterstaatzaken in de ruimste betekenis van het woord. Sinds 1876 had het provinciaal bestuur een eigen dienst belast met de zorg voor waterstaat. Aanvankelijk bestond deze zorg uit het beheer van een aantal wegen en bruggen en een provinciaal gebouw. Verder hield de waterstaatsdienst vooral toezicht op de naleving van provinciale reglementen. Alle overige waterstaatswerken waren in beheer van Rijkswaterstaat.
De Provinciale Streekplandienst, de voorloper van de provinciale Planologische Dienst, werd in 1941 ingesteld door het College van Gedeputeerde Staten. De dienst trad op als stedenbouwkundig adviseur en ontwerper van gemeentelijke bestemmingsplannen.